GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit het Woord - pagina 221

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het Woord - pagina 221

Stichtelijke bijbelstudiën. Tweede bundel.

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

217

Wij hadden geen geen gestalte meer w^aren, zoo werd Hij. hadden. in ons

gedaante noch heerlijkheid meer, er was te begeeren. En gelijk tvij geworden

om

Schriftuitlegging

Ongeestelijke

heeft

hieruit

afgeleid,

ook de

dat

uitwendige gedaante van den Christus iets terugstootends, iets smadelijks moet gehad hebben. „Geen gestalte dat we Hem zouden begeerd hebben!" Derhalve zoo betoogde men, moet ook de verschijning des Heeren, zijn gelaat, zijn gestalte alle aantrekkelijkheid gemist hebben. Altijd weer dezelfde blindheid voor het m^^sterie der vleeschwording Alsof een aanminnig kind dat ons boeit, een schoone vrouw, een krachtige held, ook in ons midden niet „vleesch uit vleesch," en van de heerlijkheid ontbloot zijn, al is er voor ons verzwakt oog niets in hun verschijning of in hun blik, dat ons afstoot, eer veel dat ons boeit of aantrekt.

menschen gestalte nog voor den geest brengen gelijk ze geweest moet zijn in de dagen, toen weelde en zinlijkheid zijn afmeting nog niet had doen inkrimpen, hem de uitdrukking nog niet gerooid had van kracht. Kunt ge nog dieper in het verleden terugdringende, u den mensch voor den Zondvloed nog denken, wiens leven bij eeuwen telde, toen de zonen Gods de dochteren aanzagen van de kinderen der menschen? Hebt ge er een voorstelling van, wat menschengestalten het gedierte des wouds heeft aanschouwd, toen Kaïn met Abel worstelde? En als u dan gezegd wordt: Dat is nog maar de gevallen mensch, kunt ge dan de poëzie des geestes te hulp roepende, tot in den lichtglans van Eden doorgluren, en als met uw eigen oog dat heerlijk schepsel daar zien, zooals de mensch was, toen God zelf hem den adem blies in zijn neusgaten, of de moeder des levens daar stond, in al den luister en de glorie der scheppende

Kunt ge u

's

neerziende zag dat het goed was? o, Zoo ge dat. kunt, denk u dan naast die prachtige, die majestueuse figuren uw Jezus, zooals Hem hongert in de woestijn, zooals Hij vermoeid aan Sichars put nederzit, zooals Hij zwoegt in Gethsemané, zooals Hij neerstort met den kruisbalk, zooals Hij daar naakt en uitgetogen aan het kruishout hangt, en ons dunkt, ge verstaat de tegenstelling, ge begrijpt dat raadselachtige: „Geen gedaante noch heerlijkheid, geen gedaante dat wij Hem zouden begeerd hebben."

mogendheid,

die

Toch zegt Johannes: „We hebben zijn heerlijkheid aanschouwd." Wil dat zeggen, dat ze al de dagen zijner verkeering op aarde door zijn luister zijn verblind geworden? Maar immers de Schrift zelve Die heerlijkheid straalde uit te Kana in Galilea, in Hij op den Thabor, maar blijvend ging Hij in blonk die heerlijkheid die heerlijkheid eerst in door zijn opstanding, om straks in glorie naar den troon te varen. En zelfs wat ze toen zagen, was nog slechts afschaduwing van zijn volle heerlijkheid. Zelf immers bad Hij „Yader, Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven geeft

het

aan.

:

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1896

Abraham Kuyper Collection | 256 Pagina's

Uit het Woord - pagina 221

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1896

Abraham Kuyper Collection | 256 Pagina's