Sociale hervormingen - pagina 135

125

per jaar bepaald worden, dan zouden de ambtenaren der het werk niet af kunnen en het bestuur der Bank zou evenmin de tallooze verschillen behoorlijk kunnen onderzoeken. Het individueel loon is dus in het stelsel van het ontwerp, evenmin als in de Duitsche wet, als regel beslissend voor de loonklasse: § 22 wet 1889 en § 34 wet 1899. De verschillende categorieën van werklieden worden in loonklassen gerangschikt naar het loon, dat gemiddeld in een categorie verdiend wordt: art. 19 en 20. Zie verder de toelichting van artt. 22, 77 en 78. Tot de iste loonklasse behoort de werkman, wiens loon minder dan 240 gulden per jaar bedraagt; hij, wiens dagloon gemiddeld 80 cent bedraagt, het jaar gerekend op 300 werkdagen, behoort dus tot de 2 de loonklasse. De grenzen der hoogere loonklassen zijn overgenomen uit het verslag der Staatscommissie (i). Tot de 5de klasse behoort de werkman, wiens loon per jaar 800 gulden of meer gedraagt waarom geen maximum wordt genoemd loon

Bank

;

wordt

in

de toelichting van

art.

22 medegedeeld.

Zie de toelichting van art. 2 en art. 80 laatste lid. het loon, dat geheel in verstrekkingen in natura, met of zonder huisvesting, bestaat, zal in den regel minder dan 240 gulden per jaar bedragen maar ook indien de waarde meer bedraagt, eischt de billijkheid tegenover den werkgever,

Art.

18.

De waarde van

;

wiens laste de premie voor het geheel komt, dat geen hoogere premie dan die der eerste klasse van hem gevorderd wordt. Het loon of de daarmede gelijk te stellen geldelijke belooning van den gevangene zal zelden of nooit 240 gulden per jaar bedragen de verstrekkingen in natura en de huisvesting maken geen deel uit van zijn loon, omdat hij ze niet ontvangt „als vergoeding voor zijn arbeid" (art. 2, eerste lid). Indeeling van gevangenen en dergelijke personen in loonklassen zou in elk geval te veel omslag veroorzaken, met het oog op de hoogst enkele gevallen, waarin het loon 240 gulden of meer per jaar zou bedragen. De in artt. 82 en 83 bedoelde personen worden, evenals in Duitschland, in de tweede loonklasse geplaatst (§ 40 wet 1899). Slechts weinigen der miliciens zullen op het tijdstip, waarop zij in dienst treden, tot een hoogere klasse behooren. Ook voor de vrijwillig verzekerden zal het Rijk over den militairen diensttijd in de tweede loonklasse storten. te

;

Art. 19. Regelingen, waarbij het gemiddelde loon van arbeiders is vastgesteld, zooals er in Duitschland (2) bestaan en ter uitvoering der ziekteverzekering hier zullen moeten worden gemaakt, bestaan hier nog niet. Ingevolge art. 19 zullen de loonklassen waartoe de werklieden, tegen loon van niet meer dan 1000 gulden per jaar werkzaam, behoo(1) Zie bladz. (2) Zie §

22,

82 van het verslag. wet 1889 en § 34, wet 1899.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen