Zions roem en sterkte - pagina 122
ARTIKEL
114
XXII.
door het werkverbond, en buiten Christus niemand kan gerechtvaardigd worden, volgens Gods gerechtigheid Job 9 2, 3, Waarlijk ik weet dat het zoo is, want hoe zou de mensch rechtvaardig zijn bij God; zoo Hij lust heeft om met hem te twisten, Rom. 3 23. niet een uit duizend zal hij Hem beantwoorden. Daarom zal uit de werken der wet geen vleesch gerechtvaardigd worden voor God. :
:
Vraag. Wie zijn de personen die gerechtvaardigd worden ? Antw. Niet de heilige engelen, want deze hebben die genadeweldaad niet van noode. Niet de vervloekte duivelen, die nooit verwachting van zaligheid hebben. Ook niet alle menschen hoofd voor 33. Wie zal beschulhoofd, maar alleen de uitverkorenen, Rom. 8 diging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods ? God is het die rechtvaardig maakt; vers 30. Die Hij te verordineerd heeft, deze en dat alle uitverkorenen, zoodat heeft Hij ook gerechtvaardigd men de geloovigen van het Oude Testament daarvan niet kan uitsluiten, dewijl wij duidelijk lezen van de rechtvaardigmaking van Abraham, David, en anderen, Rom. 4 3—8. Die den Heere om deze genade gebeden, en bij het ontvangen derzelve gedankt hebben, :
;
:
Psalm
51
:
3,
4; 103
:
2,
3.
Vraag. Hoe worden de uitverkorenen in de rechtvaardigmaking aangemerkt? Antw. Als arme en doemwaardige zondaren, dervende het beeld en de heerlijkheid Gods, Rom. 3 23, die daarom genoemd worden goddeloozen, Rom. 4 6, krachteloozen, Cap. 5:6; :
:
Gods, Cap. 5 10; echter nu van God geroepen, en volgens Rom. 3 23 opdat Hij rechtgeloovende vaardig zij, en rechtvaardigende dengene, die uit het geloof van Jezus is. vijanden
:
daardoor
;
:
Vraag. Wie worden als des zondaars beschuldigers in de goddevierschaar aangemerkt ? Antw. 1. De goddelijke wet is het die den zondaar verklaagt, 10, en door 45, den vloek tegen hem uitspreekt, Gal. 3 Joh. 5 tusschenkomende overtuiging des Geestes hem den mond stopt, lijke
:
:
Rom. 3 De 2.
:
19.
Satan, die den zondaar zoekt in te fluisteren, dat het ondat hij, die zulk een snoode zondaar is, genade en barmDaarna toonde hij mij hartigheid zou kunnen verkrijgen, Zach. 3 1. Jozua den hoogepriester, staande voor het aangezicht van den Engel des Heeren, en de Satan stond aan zijne rechterhand, om hem te
mogelijk
is
:
wederstaan. 3. De eigen conscientie van den zondaar, die hem aanklaagt, dat hij tegen alle de geboden Gods zwaarlijk gezondigd en geene daarvan gehouden heeft, en nog steeds tot alle boosheid geneigd is, met 6. Mijn God, ik ben beschaamd en schaamEzra belijdende, Cap. 9 rood om mijn aangezicht tot U op te heffen, mijn God want onze ongerechtigheden zijn vermenigvuldigd tot boven ons hoofd, en onze schuld is groot geworden tot aan den hemel. :
;
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Abraham Kuyper Collection | 348 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Abraham Kuyper Collection | 348 Pagina's