GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ingezonden Stukken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ingezonden Stukken.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

[Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie^

Het volgende stuk is opgenomen in De Bazuin van 3 Aug. 11.

Geachte Redactie!

In de Bazuin dd. n Mei jl. staat eeri stuk van Ds. M. Sipkes te Winterswijk, waarin mijne verdediging van de Kerkelijke Kas (in de Heraut van 12 Febr.) bestreden wordt.

Op dat stuk viel mijne aandacht eerst in Juli; de geachte schrijver zond het mij niet toe; en in Juli vond ik geen tijd om het te beantwoorden. Ik stel intusschen zoo groot belang in de vereeniging van alle gereformeerde kerken in ons land, dat ook ik niets verzuimen mag om die vereeniging te helpen tot stand brengen en hinderpalen op te ruimen, wanneer ik daartos meen iets te kunnen bijdragen. In die belangstelling moge mijne verontschuldiging liggen voor menig — ook voor dit — ongevraagd advies.

De heer Sipkes wijst er voornamelijk op, dat het Bestuur der Kerkelijke Kas alleen dan afhangt van den kerkeraad, wanneer deze het middel der censuur wil ter hand nemen; maar juist dat acht hij bedenkelijk. Als b. v. de kerkeraad geld vraagt aan de K. K. en het bestuur weigert dit, dan zullen, om dit verschil van inzicht, óf de leden van het Bestuur van de tafel des Heeren moeten worden geweerd, óf wel zal de kerkeraad zich moeten schikken naar de inzichten van het Bestuur der K. K., dus van een college, dat met de geestelijke behoeften der gemeente niet bekend is.

Het spreekt vanzelf dat ik het met Ds. S. eens ben, dat noch het een noch het ander geoorloofd is. Laat ons echter zien, of het gevaar in werkelijkheid te vreezen is.

Dan sta in de eerste plaats op den voorgrond, dat het Bestuur der K. Kas niet in het bezit is van de gelden der diaconie. De diakenen colkcteerèn zei ven; zij administreei en ooW zelven; zij zijn rekenplichting aan den kerkeraad. Als de gemeente eene stichting, bijv. een weeshuis, wil maken, dan komt die op naam van de K. K., maar zelfs het beheer van die huizen blijft alleen aan de diaconie. Ditzelfde geldt van alle fondsen, die tot het geestelijk welzijn der gemeente dienen. Als eenige zaak die op naam staat van de K. K. eenige vruchten afwerpt, dan komen ook deze terstond in handen van de diaconie. (Zie art. 4 Huishoudelijk Reglement.)

Over de fondsen, voor de kerkgebouwen bestemd, heeft het Bestuur der K. K. meer te zeggen. Die administreert het, en bezigt het voor kerkbouw, bezoldiging enz. Maar ook daar zijn de handen van het Bestuur gebonden. Zoodra bij kerkbouw zich eene vraag van geestelijken aard voordoet (bijv. huur van zitplaatsen) moet het bestuur overleg plegen met den kerkeraad. Voorts is het algeheele gehoorzaamheid aan den kerkeraad verschuldigd, wat betreft het afstaan der gebouwen voor den eeredienst (zie de artt. 3, 31, Huish. Regl.) Het beschikbaar stellen van kerkgebouwen is overigens geene zaak van kerkelijken aard. Men zou zeer goed kerken kunnen huren van menschen die buiten de kerk staan. Als bijv. eene vereeniging goed vond kerken te bouwen, en die dan aan deze of gene gemeente te verhuren, dan zou dit uit geestelijk oogpunt geen bezwaar hebben.

Ik beweer dus dat, zoolang ieder op het hem aangewezen terrein blijft, er geene botsing kan ontstaan, en ieder ook finantieel geheel vrij blijft.

Doch nu komt de vraag wat geschieden zal, zoo iemand met op zijn terrein blijft ?

Mij komt het voor dat in dat geval inderdaad altijd reden bestaat, om de kerkelijke tucht toe te passen.

Wanneer een bestuur krachtens zijn reglement verplicht is om geld, dat het in zijn bezit heeft, af te geven, en de bestuursleden beletten dat, handelen dezen dan niet ^«r/j': ^.» Kan hier verschil van inzicht bestaan ? Stond het aan het bestuur vrij een eigen inzicht te hebben, dan ware het gansch iets anders; doch juist dat is het geval niet, Verzet aan de zijde van het bestuur kan niets anders zijn, dan verzet tegen de diaconie zelve, dus scheurmakerij. Het is waar dat zulk een verkeerdheid gewoonlijk niet door gewone leden, doch enkel door bestuurders kan gepleegd worden; maar desniettemin verraadt de handeling van zulk een bestuurder eene • gezindheid, waartegen de kerk mag en moet optreden. Men censureert zoo iemand dus niet enkel om hem af te maken als bestuurslid, maar m. i. wel degelijk, omdat hij eene openbare zonde bedrijft.

Met de kerkgebouwen is het eveneens. Het is mogelijk, dat de kerkeraad zelf zich bemoeit niet zaken die niet op zijn terrein liggen ; dat hij b. V. van meening is, dat het ameublement had moeten worden aangekocht binnen de gemeente, in plaats van daar buiten ; en dat hij nu, om zijn zin door te zetten, bestuursleden, die zich niet willen voegen naar die meening, censureert. Tegen dat kennelijk misbruik van censuur staat echter appèl op de classis over.

Het zal, zoo ooit, wel zelden voorkomen. Een zoo ongeestelijke kerkeraad kan ook op allerlei ander gebied zulke dwaasheden begaan!

Maar als het Bestuur der K. K. zich tegen den kerkeraad verzet, waar deze op eigen terrein blijft, dan is m. i. censuur alweer volkomen plichtmatig. Immers blijkt daaruit dan ten duidelijkste scheurmakerij. Stel dat een bestuur der K. K. niet langer den kerkeraad erkent of een door de kerk toegelaten prediker wil weren, wat doet het dan anders, dan zich verzetten tegen het geestelijk gezag dat over de gemeente gesteld is? En behoort het dan niet te worden gecensureerd?

Naar het mij voorkomt, verkeeren velen in de meening, dat het Bestuur der K. Kas de beurs in handen heeft. Dit is echter zoo niet. Het bezit, in rechtelijken zin, de \aex\gebouwen en de kapitaalsvika.xéQn ; het sluit ook in rechtelijken zin alle rechtshandelingen; maar het is bij dat alles zoo nauw beperkt in zijne bevoegdheden, dat het met het geestelijk gezag slechts dan in botsing kan komen, wanneer het de bedoeling heeft dit gezag terzijde te stellen. Ik zou eerder bevreesd zijn, dat de kerkeraad buiten zijne bevoegdheid trad, dan dat het Bestuur der K. K. dit deed.

Eene zaak geef ik toe: nl, dat er in de Statuten eene enkele uitdrukking voorkomt, die de meening zou kunnen doen ontstaan, alsof het Bestuur zelf in de eerste plaats voor diaconale fondsen te zorgen had. Zoo heeft de zinsnede van art. 4, b. Huish. Regl. dat al wat inkomt bij de diakenen zelven »te hunner beschikking gelaten wordt", aanstoot verwekt. Enkele Huish. Regl. hebben, ook op mijn advies, die zinsnede als onnoodig reeds weggelaten. Vooral litera f. van datzelfde artikel is onjuist. Doch dit alles kan zonder eenige moeite verduidelijkt worden. Hoofdstreven is en moet blijven, dat alles blijft bij het oude; alleen als iemand in rechten optreedt, moet hij een vaste rechtsbasis hebben. Welnu! De ervaring der K. K. is nog van korten duur; doch in tallooze gevallen is mijn advies gevraagd, en tot dusver is van geene moeilijkheden gebleken. Ook niet tegenover de Overheid. Alleen komt deze m moeielijkheid, wanneer zij iets wil weten omtrent onze armenbedeeling. Want te dien aanzien kan het Bestuur der K. Kas haar niet inlichten. Dit kan alleen de diaconie der Ned. Geref. Kerh, Maar zoolang de Overheid verkeerde personen voor de diaconie der kerk aanziet, en dus weigert zich tot de diaconie der oude kerk te wenden, ontvangt zij de gevraagde inlichtingen niet. Dit is echter hare eigene schuld en schaadt ons niet.

Zoolang de K. Kas te Amsterdam bestaat, is er nog geen schijn van botsing ontstaan; het Bestuur weet zelfs niet, wat de kerkeraad of de diaconie besluit ten aanzien van armenverzorging, scholen, weeshuizen enz. Slechts wanneer personen benoemd worden, die uit de kerkelijke fondsen moeten betaald worden, zooals predikanten, onderwijzers, kosters, moet het Bestuur verklaren of er geld genoeg is, dat het zich tot die bezoldiging kan verbinden. Dit spreekt vanzelf.

Ik schrijf dit niet, omdat ik meen, dat de Kerkelijke Kas de eenige vorm is, waarin de oude kerk zich, onder het heerschend recht, ook in rechten kan staande houden; zoodat de Christelijke Gereformeerden verplicht zouden zijn dien vorm te aanvaarden. Maar ik wilde alleen aantoonen, dat men zich noodeloos ongerust maakt, wanneer men vreest, dat door dien vorm de geestelijke vrijheid en zelfstandigheid der gemeente gevaar loopt. Op den duur zal het blijken, dat de verhouding van K. Kas en gemeente in de praktijk ongeveer dezelfde zal zijn, als die van eigenaar en huurder. De een kan den ander niet missen; beiden hebben gedeeltelijk dezelfde belangen ; maar, wat er ook geschiede, in zijn huis is de huurder zoo vrij als een vogel in de lucht.

Met hoogachting en met de bede, dat ook dit schrijven iets moge bijdragen tot opbouwing der Gereformeerde Kerk in ons land,

Uw dw. dr. en br. in J. C.

3r Juli 1888.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 augustus 1888

De Heraut | 2 Pagina's

Ingezonden Stukken.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 augustus 1888

De Heraut | 2 Pagina's