GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

NIET LOSGELATEN DOOR GOD.

III

GEVAREN VAN BEVORDERING.

Onder de jongelui met wie Rodolphe verkeert tijn er twee, die, hoewel tot aanzienlijke familiën bchoorende, hem toch als hun zeer bijzonderen vriend beschouwen. Dat hiervoor een minder edele oorzaak bestaat, komt Rodolphe Valton niet in de gedachten; zij nl. deden hun voordeel met zijn ijver, helder oordeel en kennis.

Nauwelijks is de gezagvoeder van boord, daar •tapt de oudste vriend op Rodolphe toe. „Zeg, ga je mee een heerlijk avondje te Cadix door-

„Onmogelijk, Gaston; de orders zijn formeel, de bevelvoerende officier zal het niet veroorloven".

„Wij zullen het hem niet vragen", valt de tweede in, „ga meê naar mijn hut".

Daar wordt het plan ontvouwd. De scheepsjongen heeft een visscher overgehaald zoo gauw als de vesper geluid wordt, aan stuurboord te komen, die zal alle drie naar het beroemde koffiehuis van Miguel Sanza roeien; daar komen de deftigste jongelui uit Cadix, de tuinen, grotten, fonteinen, zalen van dat koffiehuis overtreffen in fraaiheid en rijkdom het schoonste, dat zelfs Parijs kan aanwijzen.

't Gevoel voor de discipline komt boven. „Gaston, de kapitein heeft allen, zelfs den officieren, gelast aan boord te blijven; overtreden wij die order, zoo worden we voor insubordinatie gestraft".

„Gekheid Rodolphe, de kapitein beeft familie te Cadix, al keeren de mannen terug, hij passagiert; kom, trek een mooi baatje aan en zorg, dat ge, als ik fluit, bij de derde geschutspoort zijt".

Besluiteloos verlaat onze Rodolphe de hut en zoekt zijn eigene op. Lust om met deftige lui in aanzienlijk gezelschap te komen heeft hij genoeg, maar er zullen uitgaven moeten gedaan worden en al heeft hij nog heel wat gage te goed, flink bij kas is hij niet; nadat hij zorgvuldig zich heeft gekleed, opent hij een ijzer kistje om naar nog eenig geld te zien en dit bij zich te steken, in geval hij zelf vertering moet maken.

Wat overkomt Rodolphe? Hij springt achteruit, als had een adder hem gestoken; hij ziet bleek, hij stamelt: „O, hoe schrikkelijk"! Een schot uit bet kistje losgebrand cf een bom daarin ontploft, had hem niet meer kunnen ontstellen. Een klein, rond, plat pakje dat tusschen enkele brieven ligt, heeft die uitwerking gehad.

Wat het bevat? 't Goudstukje van de weduwe Chambre, wier naam op het platte, ronde pakje geschreven is.

Ontroerd en hevig bewogen zet Rodolphe zich neer. Zal hij tot het einde toe ontrouw worden aan de belofte haar gedaan? Zal bij den eersten dag des Heeren, (gelijk zij den Zondag altijd noemde), aan den wal in vermaak, wie weet hoe zondig, gaan eindigen?

Als in een droom gaan hem de laatste vier jaar door de gedachten. Hij ziet hoe het niet bidden op dien eersten avond aan boord van de „Bellona" het begin is geweest van zijn vergeten en verlaten van God en Zijn woord. En wat nu? „Alleen „fijnen" gaan ten hemel in", heeft de Cevenolsche gezegd. Zijn besluit is genomen. Met een: „Heer, help mij, al is het onverdiend", gaat Rodolphe naar stuurboord, reeds tweemaal heeft hij Gastons fluitje gheoord.

„Hal wat laat je op je wachten van daag maar je bent dan ook in de punten!", roept Louis uit. „Doch wat scheelt je, heb je een, spook gezien; kerel, wat zie je er uitl"

„Ik ga niet, Louis en Gaston; de kapitein heeft beslist verboden van boord te gaan, blijft ook, bezondigt u niet".

„Bezondigen, waar haal je dien onzin vaixdaan? " „Heeft het spooksel je fijn gemaakt, zeg? " „Ga je mee of niet? "! „Neen, ik blijf aan boord". „Dag kwezel! Waarom kom je nu pas uit den dop? "

Langs de valreep afgedaald zitten de schouderophalende jongelieden weldra in het bootje en als Rodolphe in zijn hut zijn te lang vergeten Bijbel opneemt, zetten zij voet aan wal te Cadix.

’t Eene hoofdstuk der Spreuken voor en het andere na wordt door den jongen man gelezen, soms twee-, driemaal herlezen. De schemering valt en nog verdiept hij zich in de H. S., wordt door haar vermaand en bestraft, maar toch ook bij oogenblikken bemoedigd.

God had hem niet losgelaten. Hij gebruikte om dezen bijna verloren zoon te doen wederkeeren het gondstukje en het Bijbeltje der vrome Cevenolsche.

IV.

WEDERZIEN.

De „Bellona" moest na haar vierjarige afwezigheid dokken en haar bemanning kreeg een verlof van zes maanden. Wat zal Rodolphe met zijn verlof doen? Hij zal naar het Zuiden reizen en zijn bloedverwanten en de weduwe Chambre bezoeken.

Op eën vrachtschip van de binnenvaart volbrengt Rodolphe goedkoop en aangenaam de reis naar Cette, een reis, welke in die dagen sommen zou verslonden hebbeu. Van Cette begeeft hij zich te voet naar de plaatsen waar zijn bloedverwanten woonden en na die bezocht te hebben, besluit hij op de een of andere wijze uit te vinden of de weduwe Chambre nog leefde en zoo ja, waar zij woonde; zoo gaat hij op weg naar Toulon.

’t Is een scboone dag in Maart. De zachte zuiderlucht heeft den grond met bloemen getooid, de bosschen staan in vollen dos te prijken en alles ademt vernieuwd leven. De verweerde puinhoopen van een kasteel steken grillig daarbij af. Dat wil ik op mijn gemak bezien, denkt een eenzaam wandelaar en zet zich in de schaduw van den bouwvalligen toren neder.

Hij heeft daar niet lang gerust, toen hij voetstappen hoort op de dorre blaren, die daar dik op elk voetpad liggen. Een meisje en een oude vrouw gaan, niet ver van de plaats waar Rodolphe zit, voorbij; zij dragen tusschen haar beide een zware mand met waschgoed, dat zij ginds in de beek zullen spoelen.

„Laat mij u vervangen!", zegt Rodolphe tot het oudje. „Zij en ik kunnen dat veel beter doen dan u" en in weinige oogenblikken heeft hij de mand aan den oever der beek gezet en wil nu aan het spoelen gaan,

„Neen, neen! mijnheer de officier! dat nooit 1", zegt het meisje.

De oude vrouw is naderbij gekomen en wil hem voor zijn vriendelijkheid bedanken; doch vindt geen woorden en staart hem sprakeloos aan. Rodolphe o^ zijn beurt is ook verbaasd: „Wat, is u het juffrouw Chambre!" roept hij uit. „Ik ben zelve Rodolphe Valton, dien u te Toulon, nu acht jaar geleden, hebt gehuisvest en dien gij door uw goudstuk en uw Bijbel voor altoos hebt gered!"

Nu verhaalt hU haar, wat de vriendelijke lezers reeds weten, doch heldert haar zijn laatste woorden aldus op:

De kapitein der „Bellona" keerde des avonds terug en nog was de eerste wacht niet uitgezet, toen een sloep, met de Spaansche vlag in top, langscheeps kwam; een officier verzocht om den kapitein te mogen spreken. Aan boord gekomen, begaven beide zich naar de kajuit, Den volgenden morgen moesten allen aantreden en vernamen, dat de beide jeugdige edellieden in een Spaanscb koffiehuis waren gevangen genomen. De politie koesterde reeds lang de verdenking dat er allerlei, door de wetten verboden praktijken, daar werden uitgeoefend; dien Zondagavond deed zij daar een inval en onze jongelui stelden zich aan het hoofd der Spanjaarden, die zich met geweld wilden te weer stellen, trokken hun sabels, losten hun pistolen en ware het niet om hun Fransche uniform geweest, zij zouden naar Spaansch recht zijn gestraft. Onze kapitein beloofde hen in 't vaderland voor den krijgsraad te brengen, als zij 's Maandags aan boord werden teruggebracht. Zij werden beide voor goed uit de marine geweerd.

„Denk nu eens, beste vriendin, hoe het met mij zou geweest zijn, indien God in Zijn Voorzienigheid uw goudstukje niet gebruikt had, om mij aan boord te houden". Dat de thans van ouderdom bevende stem der goede weduwe met haar beschermeling een dankpsalm aanhief, sprak van zelf; nietwaar? Geen vuil goed behoefde zij meer te wasscheu, Rodoli> he Valton, de latere admiraal, heeft zijn geestelijke moeder tot aan haar laatste ure doen verzorgen en tot aan zijn jongsten snik haar liefde en trouw in eere gehouden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1912

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 1912

De Heraut | 2 Pagina's