GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Rinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Rinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VELERLEI WEGEN.

XIV.

VERANDERING.

Op een morgen werd oom bij mijnheer en mevrouw boven geroepen. Dit was zoo iets zeldzaams, dat het wel mijn aandacht trekken moest, te meer daar oom ongewoon lang uitbleef.

Toen hij beneden kwam stond zijn gezicht zeer ernstig. Hij wenkte mij, en we gingen samen in de huiskamer waar tante was.

»Ik moet u eens iets heel gewichtigs vertellen* sprak mijn pleegvader. ïMijnheerJansens en. zijn Vrouw gaan denkelijk over veertien dagen naar Indië, om daar een poos te blijven.

Nu zouden zij gaarne willen, dat Betje hen vergezelden, ze - Spreken van u met veel lof (dit was tot mij) Betje zou dan bij hen moeten blijven tot zij teruggaan. Zij reist dan met hun mee en komt zoo hier weerom. Maar voor alles dien ik te weten, hoe Betje zelf er over zou denken.* Ik was zoo verrast door dit onverwachte bericht, dat ik niet in staat was eenig antwoord te geven, en oom strak aanzag als om wijsheid van hem te ontvangen.

Maar die wijsheid kwam niet zoo dadelijk.

Een geruimen tijd zaten we alie drie zwijgend, tot tante het woord nam en zei: " »Ik begrijp best, dat Betje wat versteld staat en niet weet wat zij zoo dadelijk antwoorden zal. Het zou mij uet zoo gaan. Laten we daarom voor 't oogenblik niet verder spreken, maar over de zaak eens nadenken. De nacht brengt tijd en raad en de Heere geve ons een recht inzicht wat te doen.* Zoo gezegd zoo gedaan. Maar over iets anders spreken vlotte dien dag niet meer. Het was alsof ons allen tets drukte. Den volgenden avond zaten wij weer bijeen, en ik moest nu zeggen hoe ik over het plan dacht. Ik vroeg 'echter aan oom en tante dringend zich eerst uit te spreken. Zij waren zoo vriendelijk dit te doen.' Zoo wist ik dan al heel spoenig, dat beiden niets hever wenschten dan dat ik het voorstel van den heer Jansens zou afwijzen.

Dit was mij genoeg, en ik verklaarde mij dadelijk daartoe bereid. Doch oom sprak: «Niet zoo haastig. Onze wensch kon wel eens niet in uw belang zijn, en dat moeten we overwegen.

Wij hebben u indertijd met hefde opgenomen, en geen' van ons heeft^ geloof ik, daar ooit spijt van gehad. Zoolang ge hier blijft kan alles goed gaan, maar wij zijn sterfelijk. Komen wij te vallen dan sUat ge alleen. Geld en goed kunnen we u weinig nalaten, dus zoudt ge voor u zelf moeten zorgen. Hoe meer ge nu van de wereld en het leven ziet en wèct, hoe meer ge leert en kent hoe beter het is. Hier is daartoe weinig gelegenheid. Daarom zou het zeker voor u heel nuttig zijn eens een jaar in een andere omgeving te wezen, aanzienlijken lieden van dienst te zijn die van u houden, u allerlei willen laten Ieeren, en die mild zijn bovendien. Binnen een jaar hebben we u, zoo God wil, toch weer bij ons*.

Tegen ooms redeneering viel — ik moest het erkennen — weinig in te brengen. Eigenlijk bleven we het hefst bij elkaar, doch voor het andere pleitte ook veel. En toen oom en tante mij ernstig-verzekerd hadden dat zij in mijn eigen belang de reis goed vonden, werd besloten dat ik gaan zou. Er lag een schip te Kaapstad dat over veertien dagen zou vertrekken, en ons mee kon nemen. Ik zou dan met mijnheer en mevrouw de reis naar Java doen, daar een poos

bij hen blijven en dan met hen terugreizen tot de Kaap. Zoo was alles bepaald. Wat «r van kwam zal de tijd leeren.

Na een hartelijk afscheid van pleegouders en vrienden, aanvaardde ik de reis. Ons logies was zeer geriefelijk ja weelderig ingericht. Ik verbeeldde mij dat ik een aangename reis ^u hebben, maar hierin bedroog ik mij eenigzi? f*.

Toen ik namelijk een dag in zee was, begon ik mij plotseling mijn eerste grgote zeereis te herinneren, die zoo schrikkelijk voor velen geëindigd was. Eensklaps bedacht ik, hoe het wel weer zoo gaan kon. Die gedachte liet mij niet meer los. 't Wa« alsof een donkere wolk boven mij zweefde en ik niet vroolijk kon zijn De geheele reis door bleef het zoo. Ik dacht steeds aan mijn vorige groote zeereis, en toen er een storm opstak, meende ik vast en zeker dat ik weer schipbreuk zou lijden. Daarbij kwamen nu weer allerlei gedachten aan mijn ouders ea mijn vroeger leven op, die mij natuurlijk ook al niet vroolijk stemden. Zoo verliepen de dagen vrij eentonig daar ik in niets belangstelde. Mijnheer en mevrouw deden wat zij konden om mij op te vroolijken. Veel was dit echter niet, wijl mijnheer niet tegen het slingeren van het schip kon en zijn vrouw herhaaldelijk aan zeeziekte leed. Er waren nog meer reizigers aan boord, maar onze omgang met hen bestond hoofdzakelijk in wat plichtplegingen en groeten. Het kwam mij voor dat de heer Jansens opzettelijk vermeed met zijn medereizigers in nader aanraking te komen. Wat zijn vrouw betreft, nu zij wegens haar ongesteldheid maar zelden met haar mooie kleeren en opschik pronken kon, bleef ze liefst maar ibinnenshuis.« Alleen van den scheepsdokter kreeg zij eiken dag trouw bezoek.

Wij waren, geloof ik, alle drie hartelijk blij toen eindelijk het land in zicht kwam, en wij langs de Javaansche kuit naar Batavia voeren. Daar gingen we van boord.

Ik had mij van Java veel voorgesteld. Kort te voren had ik een schoon vers gelezen, dat aldus begon:

O Java grootvorstin dier landen, Die als met saamgevlochtén handen Zich sling'ren over d'Oceaan, Die met hun bosch en kruidwaranden Der zee een krans om 't voorhoofd slaan. Verder heet het nog: O vruchtbre en rijkgezegende oorden, Welk zoon van 't kil en neev'lig Noorden Schoon hij die bark *) en Hollands vlag Niet naar uw reede volgen mag.

Noch onder palm of pisangloover Uw middaggloèd ontschuibn kon. Brengt niet verrukt zijn groet, u over, O land der kleuren, land der zon.

Als Neerlands rijkste welvaartsbron. Dat Java en Indië ook nog meer bezitten dan enkel wat het oog streelt, wist ik ook uit het vers, dat de landen van onze Oost beschrijft als streken:

Waar 't bamboesriet uit forsche schalmen Zijn mastbosch bouwt, en kokospalmen Met suikerplant en Mokka's ooft Door 't keerkringsvuur wordt rijp gestoofd Met al die heerlijkheid zou ik nu kennis maken. Wai het wonder, dat mijn hart sneller klopte, en ik allerlei groote verwachtingen had?

*) Een naar Indië varend schip.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1917

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Rinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 december 1917

De Heraut | 4 Pagina's