GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Kerk.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Die zal mijnen naam een huis bouwen; en Ik zal den stoel zijns koninkrijks bevestigen tot in eeuwigheid. 2 Sam. Vil : 13.

Verheeld mag niet, dat de Gereformeerden in de dagen der Reformatie bijzondere beteekenis hebben gehecht aan de bedeeling van het Oude Testament, en hierbij al te vaak verzuimd hebben het sterk sprekende verschil tusschen de bedeeling van het rijk van Israel en de bedeeling die met de geboorte van den Christus intrad, tot zijn volle recht te laten komen. Dat de drang om het Oude Testament meer naar voren te schuiven, opkwam, was geheel natuurlijk. Te ontkennen toch viel niet, dat in Duitschland en in de Scandinavische rijken, die eenzijdig door Luthers geest beheerscht werden, het Oude Testament tot op zekere hoogte - te zeer achteruit werd gezet. Nu nog bespeurt men in alle deze landen de bedenkelijke gevolgen hiervan. Het Oude Testament telt, except de Psalmen, in alle deze Luthersche landen bijna niet meer mede. Wel natuurlijk voor de Godgeleerden, maar niet .voor het. groote lichaam der gemeenten. Bij ons was het, althans tot in het midden der vorige eeuw, zet en regel, dat in elk Christelijk gezin een geheele Bijbel gevonden werd. Oud-en Nieuw Testament saim. Wel waren toen reeds ook door het Nederlandsch Bijbelgenootschap afzonderlijke Nieuwe Testamenten verkrijgbaar gesteld, maar deze deden veelal enkel dienst voor behulpsels, voor zooveel men bij 't op reis gaan of bij den arbeid geen plaats beschikbaar had, om een geheelen Bijbel met zich te nemen. Ook deden deze Nieuwe Testamenten wel dienst voor de min-gegoede bevolking, die geen geheelen Bijbel betalen kon. Toch is deze gewoonte om op zich zelf staande Nieuw-Testamenten in gebruik te geven, niet van Nederlandschen oorsprong, maar van Duitsche zijde hier ingevoerd. Men bespeurt dit aanstonds door de karakteristieke tegenstelling met wat in Engeland in gebruik is. In Engeland dat niet den Lutherschen regel volgde, maar zich in de Calvinistische lijn bewoog, vindt men bijna geen op zich zelf staande Nieuwe Testamenten, en' heeft men op geheel andere wijze getracht aan het ongemak, dat een te groote Bijbel steeds bleef opleveren tegemoet te komen. Men beeft er namelijk den druk verkleind en het papier niet verzwakt, doch verdund. Hierdoor nu is men er in geslaagd uitnemende volledige Bijbels in gereedheid te brengen, die alle gaven niet alleen wat tot de H. Schrift behoort, maar ook velerlei dat tot leiddraad kon dienen, en die toch tot zoo kleine afmetingen beperkt blijven, dat fnen geheel het boek zonder hinder in zijn binnenzak bij zich kan dragen. Ook in onze taal zijn door het Britsche Bijbelgenootschap zulke volledige Bijbels verkrijgbaar gesteld, en zoo is ook ten onzent steeds meer de drang, om, naar Duitsch-Luthersche gewoonte, zich m'et een Nieuw Testament te behelpen, althans in Gereformeerde kringen uitgesloten gebleven. Voorzoover men daarentegen zich van het geloof der vaderen vervreemdde en zich door moderne neigingen verlokken liet, is het Oude Testament ook ten onzent steeds meer in discrediet gekomen, en gevoelt men zich volkomen voldaan, zoo men een gemakkelijk te hanteeren Nieuw Testament totjijn beschikking heeft. Principieel echter blijft de aloude tegenstelling doorgaan, dat in de landen die onder Lutherschen invloed kwamen, het Nieuwe Testament met "den Psalmbundel het deel der Heilige Schrift was, dat in gemeen gebruik bleef, terwijl men aan het Oude Testament vreemd bleef.

Doch al moet het nu zonder voorbehoud toegejuicht, dat dientengevolge althans in de geloovige kringen ook hier te lande, het Oude Testament in gebruik en in eere bleef, ontkend kan niet, dat dit van achteren bleek ook zijn schaduwzijde te^ hebben. Het bestendig gebruik van beide Testamenten toch heeft er maar al te zeer toe geleid, om het zeer aanmer-^ceIijk verschil tusschen de oude en de nieuwe bedeeling uit het oog te doen verliezen. Steeds meer toch legde men op de bedeeling van het Oude Testament nadruk, niet in Roomschen, maar dan toch in eenzijdigen zin. Van Roomsche zijde voelde men steeds de neiging om de sterk gekleurde priesterlijke bediening van Tabernakel en Tempel, natuurlijk gemoderniseerd, ook in de Christelijke Kerk te doen nkleven. De altaardienst der Roomsche Kerk, met alles wat dien altaardienst beheerscht, toont dit duidelijk. In Tabernakel en Tempel was geheel de dienst in sterk sprekenden, uitwendigen vorm gebonden. Tot zelfs in de kleeding van de Priesters en Levieten kwam dit uit. En nu heeft men van Roomsche zijde zich zeer zeker van hetgeen de oude Bedeeling als eisch stelde, in zooverre losgemaakt, dat men gevoelde uit de periode der beloften en toezeggingen in de periode der rijke vervulling te zijn overgega'an, maar toch belette dit niet, dat men aan den Oud-Testamentischen Cultuur-vorm gehecht bleef, en dien steeds meer bij den Kerkedienst in zwang bracht. Van Gereformeerde zijde, dit valt kwalijk te ontkennen, was men te zeer in het andere uiterste overgeslagen, om allen vorm van eeredienst tepzijde te zetten en heel den dienst eeniglijk op den geestelijken inhoud van het gesproken woord te doen aankomen. Soms ging men hierin zelfs zóó ver, dat tegen de invoering van het orgel geprotesteerd werd, het dragen van een toga door den prediker op veroordeeling stuitte, en in volstrekte vormeloosheid heil werd gezocht. Vooral in Amerika is dit eenig geestelijk karakter van den dienst soms zelfs zoo hinderlijk overdreven, dat ge u gehinderd zoudt gevoelen om er aan de opzettelijke bediening van het Heilig Avondmaal deel te nemen. Zoo liep 't uit, niet enkel op een te ver gedreven verwaarloozing van den vorm, maar kwam men tenslotte tot een stelselmatige bestrijding van den vorm, die dan zeer hoog geestelijk leek, maar feitelijk volstrekt gemis verried van eering van het heilige. Het Puseyisme trad hiertegen als reactie op, niettegen-.'i^aande de Engelsche kerk niet in zulk een geestelijke eenzijdigheid vervallen was, en veeleer van meet af neiging verried, om een niet zoo onbeduidend deel der Roomsche vormen bijtehouden.

In hooge mate blijft '.t dan ook opmerkelijk, dat het Calvinisme van huis uit cenerzijds zeer sterk aan het Oude Testament bleef hechten, en toch anderzijds met den cultus-vorm van de Oude Bedeeling in zoo volstrekten zin brak. Dit pleit ongetwijfeld voor het hoog geestelijk karakter, dat van mcetaf de Calvinistische hervorming bezielde. Men ging hierbij uit van. het feit, dat de Christus, ten aanhoore van zijn discipelen, formeel met de Sinaïtische bedeeling gebroken had. Het Oud-Testamentisch officieel karakter, dat aan den Tempel eigen was, stond, naar luid van Jezus stellige aankondiging, te loor te zullen gaan. Het kon geen stand houden. Dit nu hadden zelfs de discipelen niet van meet af in zijn volle consequentie verstaan, zoodat ze in den Tempel, als we ons zoo mogen uitdrukken, ook met de Nieuw-Testamentische bedeeling huizen bleven. Eerst toen de Heidenen zich bij de Christelijke bedeeling voegden, is dit blijkens Handelingen X en Paulus optreden te Antiochië, gewijzigd, en op wat men het Synodaal Convent te Jerusalem pleegt te noemen, blijkens Hand. XV. in den grond gewijzigd. Al is 't dan ook, dat zelfs Paulus later Timotheus liet besnijden, en in den Tempel een gelofte deed, ten slotte liep 't er dan toch op uit, dat in steeds meer officieelen zin met den Tempeldienst gebroken werd, vooral toen in 70 de Tempel zelf wegviel. Van uit dit oogpunt bezien, ligt er dan ook niets bevreemdends in, dat de Calvinisten van ouds den Tabernakel-en Tempelvorm van het Oude Testament als verouderd ter zijde hebben gezet, en het ook in Rome niet konden toejuichen, dat het voor zoo aanmerkelijk deel de oud-Israelitische gebruiken en vormen had bestendigd. De feil, die hierbij insloop, was alleen, dat men al te zeer verzuimde eenpariglijk Nieuw-Testamentische usantiën voor de oude in plaats te stellen. De uitkomst hiervan toch was, dat men eindigde met geheel vormeloos op te treden, en het in letterlijken zin aan elke stads-of dorpsgemeente over te laten, op wat wijs men den eeredienst wilde inrichten. Wel ging Calvijn zelf in de hieruit voortvloeiende veronachtzaming van den vorm niet zoover als zijn latere volgelingen, maar te ontkennen viel dan toch niet, dat allengs de gewoonte ingang vond, om den vorm ten eenenmale te verwaarloozen. En al moet nu toegegeven, dat zulks voor een kleine, geestelijk hoogstaande gemeente geen gevaar oplevert, toch gevoelt men hoe het insluipen van de volstrekte vormeloosheid in Kerken van zekere uitbreiding, en waarin lang niet alle leden zoo hoog staan, zeer ernstig gevaar kan opleveren. Zelfs de algeheele verwaarloozing van het Heilig Avondmaal is hiervan voor niet zoo kleinen kring van Calvinisten het droeve gevolg geweest. We zeggen daarom niet, dat men in de Luthersche Kerk met het kiezen van een bepaalden vorm zoo­ veel gelukkiger is geweest, maar erkend moet toch, dat er in deze Kerken iets meer van den Kerkelijken vorm" gered is. In tijden van ernstige •".srvolging, als het gevaar voor net levetiSiferlies vanzelf den ernst spannen blijft, is van het vormlooze minder gevaar te duc'^ten. Bij de Haaghepreek ontbrak alle vorm, en toch bleef ze geestelijk hoog staan, doch men vergist zich ten eenenmale zoo men zich inbeeldt, dat hetgeen in tijden van bange vervolging op" 't geestelijk instinct kan drijven, ook in dagen van stiller levensusantiènde gemeente genoegzaam aangrijpt. Ook Voetius heeft zich hierin, toen hij het parochiestelsel verwierp, ten eenenmale vergist. Al kan toch worden toegegeven, dat men alle nadere regeling ontberen kan in Kerken, gelijk die ook nu weer in menig dorp gevonden worden, - waartoe, alles saamgerekend, niet meer dan een tweehonderd of driehonderd volwassen personen behooren, het leidt aanstonds tot ongeestelijke onregelmatigheden, indien men gelijk nu weer te Amsterdam een vijf-en-twintig-duizend Christenen in zijn Kerk ziet saamgevat. Dit toch heeft geen ander gevolg, dan dat een zeer aanmerkelijk deel van de Kerkleden afdoolt en zich zelfs van kerkgang onthoudt, om geheel naar eigen inzicht zijn geestelijk bestaan te regelen.

Doch hierover zij de nadere bespreking voorshands verschoven; waar het thans in de eerste plaats op aankomt is, op ernstige wijze te rekenen met het feit, dat onze Calvinistische vaderen, in den Kerkvormuiterst slap, daarentegen voor het Kerkbestand aan het OudeTestament een inzicht meenden te mogen ontleeiten, dat vanzelf op het dwaalspoor leiden moest. De hierbij begane fout bestond hierin, dat. men hetgeen in Israel voor de gemeene in heel het land gold, ten onzent overbtkcht op de plaatselijke Kerk. PlaatselijkSj^erken was na het uitbreken der Reformatie het eenige wat we ten onzent kenden, en wat vooral voor het geheel plaatselijk karakter van de Kerk van Geneve van meetaf onder ons den toon aangaf. Niet natuurlijk alsof deze plaatselijke Kerken vreemd van elkander moesten blijven. Eer integendeel werkte in alle plaatselijke Kerken de geestelijke drang, om zich niet alleen met enkele, doch met alle plaatselijke Kerken in regelmatig verband te zetten. We wezen er reeds op, hoe 't de schuld van de Staten is geweest, dat ze zich hiertegen verzet hebben, en het ten slotte hebben verboden. Doch al werd vaak het verband verwaarloosd, en al is dit tenslotte - zelfs onmogelijk gemaakt, het feit bleef dan toch, dat elke Kerk op zich zelve een eigen plaatselijk karakter droeg en onder een eigen Kerkeraad georganiseerd werd. Dit was voor, de Kerkformatie zelfs de groote tegenstelling, waarmede de Reformatie zich tegenover Rome stelde. Rome had't nu eenmaal aangedurfd, om alle plaatselijk karakter der Kerken te niet te doen, ten einde 't alles in de eenheid van de Kerk van Rome op te lossen. Daar nu de losmaking uit den Roomschen Kerkband bijna als regel plaatselijk toeging, zoo was het noodzakelijk gevolg hiervan, dat er zich in elke stad en in elk dorp, waar de Reformatie doorbrak, een eigen plaatselijk benoemde ''Kerkeraad vormde, en die eenheid der gezamenlijke Kerken eeniglijk op een saam te roepen Concilie kon uitkomen. Hier was, met de Schrift als regel, geen enkele ernstige bedenking tegen in te brengen. De Kerken van Antiochië, Iconium, Philippi enz. stonden elk van meetaf geheel op zichzelf, en als de Apostel aan de Kerk van Rome schrijft, vloeit er niet één ^woord uit zijn pen, waaruit zou zijn op te maken, dat de Kerk van Rome het centrum van alle overige Kerken was, en ook maar eenig recht had om aan alle overige Kerken de wet te stellen.

Maar anders stond het uiteraard met de Kerk van het Oude Verbond, en daarom kon het niet anders dan als een zeer ernstige feil beschouwd worden, dat men op zijn plaatselijke Kerk in ons land, in Frankrijk, in Engeland enz. den regel van leven zocht toe te passen, die in het Oude Testament voor Israel gold. Men vergisse zich ten deze niet. Zoo men teruggaat op de dagen der Patriarchen, toen de twaalf stammen nog alle saam medewerkten om de eenheid van Israel te doen uitkomen, was er in zekeren zin nog een locaal bestuur voor de Kerken van alle deze twaalf stammen. Wel niet zoo, dat deze stam-kerken in een enkele stad of in een enkel dorp gevestigd waren. Zelfs naar deze opvatting zijn er in Israel nooit meer dan twaalf, of wil men na de splitsing van Efraim en Manasse, nooit meer dan dertien Kerken geweest, waarvan Levi dan weer afvalt, zoodat het cijfer zich ten slotte toch weer op twaalf Kerken terugtrekt. Hier­ van echter viss, in Jezus dagen zelfs 't schema niet meer terug te vinden. Eerst was.hier de-breuke van Juda en Israel tusschen beide getreden, toen alleen Juda en Benjamin getrouw bleven, en de overige tien stammen afvielen. Daarna was onder die tien stammen de vervreemding niet alleen door-.gegaan, maar had Sanherib zelfs aan het zelfstandig bestaan van deze tien stammen een einde gemaakt. En wel was later onder de Perzische Vorsten en het Roiheinsche bewind hierin een gelukkige wijziging gebracht, maar Samaria bleef op 't doolpad, Juda geraakte geestelijk in Ezau's macht, en in Galilea leefde wel iets van het oude Israel op, maar zonder zelfstandige organisatie. Hierdoor ontbrak alle gegeven om den toestand die bij ons door de Reformatie geboren werd, met de gesteldheid van Israel in de dagen van Johannes den Dooper te vergelijken. Wel was er door de Diaspora, d. i. door de verstrooiing van Israel onder de Grieken en in het Romeinsche rijk, een plaatselijke verbinding van de Joden in allerlei steden en dorpen tot stand gekomen, doch deze verbinding was uitsluitend synagogelijk en stond alzoo in geenerlei verband met de aloude geestelijke vereeniging van heel Israel, gelijk het Mozes gelukt was die tot stand te brengen. Sedert de Maccabeëen er in geslaagd waren, voor een tijdlang de vuistheerschappij over Israel te breken, was een geheel nieuwe gesteldheid ingetreden, die schier geen enkele overeenkomst meer verried met de Israëlitische indeeling, gelijk Mozes die in 't leven riep, en ze aanvankelijk onder David nog stand hield. Het zijn vier geheel uiteenloopende toestanden, die in het Oude Verbond en in de boeken der Macabeëen en bij Flavius Josephus voor ons treden. De eerste van die drie duurde van Mozes tot Rehabeam. Het is gedurende deze vrij korte periode, dat het aloude Staten vertJ^nd nog ongebroken voortleeft en de Tabernakel te Silo het centrum is van het geheele Israelietische leven. Al wat David zelf hieraan volmaken kon, was de overbrenging van de arke des Verbonds van Silo naar Sion. De tweede periode treedt in, als Jerobeam de tien stammen weet te bewegen tot afval vaoL het Huis van David en van den Tempel dien Salomo op Sion had gebouwd. En de 'derde periode gaat in, als de tien stammen afvallen, en het heilig Israelietische leven zich in Juda, Benjamin en Levi saamtrekt en nog een tijdlang onder de afstammelingen van David voortduurt. Doch dan gaat ten slotte de vierde periode in, als Assyrie heel Israel te niet maakt, en niet zoolang daarna Nebucadnezar ook Ju"da met den Tempeldienst gelijk lot doet wedervaren. Onder de Macabeëen treedt er dan opnieuw een meer bezield Israelietisch leven in. Cyrus was de eerste redder geweest, die onder Zerubabel, Ezra en Nehemia een klein deel van 't volk naar Palestina deed terugkeeren. Zoo kwam er weer een Tempel, hoe klein ook, en iets van 't heilige leven waakte weer op. Toch was de kern geheel bedorven. Telkens stond het in de diaspora uiteengcstoven volk aan nieuwe vervolgingen bloot, tot eindelijk de Keizer van Rome er beslag op legde. Dit nu was het oogenblik in de historie, waarin de Engelenzang in Bethlehem door de herders beluisterd werd, en toen was de Messias, niet van Israel alleen, doch van Gods geheele Kerk geboren.

Hoe ingrijpend deze lotswisseling op geheelde geschiedenis van het volk van Israel inwerkte, behoeft hier geen nadere uiteenzetting. Alleen op de conclusie komt 't dan ook aan, e» die conclusie kan geen andere zijn, dan dat in het toenmalige heilige land de praeformatie, als men zoo wil, van de plaatselijke latente Kerken eeniglijk in de Synagoge gegeven was. Daar nu echter de Synagogen geen geestelijke, van Godswege gegeven instellingen waren, maar voor niets anders konden gelden dan voor het product van Israels verval en geestelijke verdeeldheid, behoeft het geen nader betoog, dat onze Calvinistische theologen zich nimmer op deze plaatselijke Synagogen konden beroepen, om aan de instelling van het Kerkelijk leven een.-hooger karakter te verleenen. Hierop beriep men zich dan ook niet, doch verwees steeds naar de Kabaal en den Tabernakel als de van Godswege ingestelde Kerkelijke formatie, teneinde daaruit dan de beteekenis en de handeling van zijn eigen Calvinistische Kerken af te leiden. Zoo vergeleek men met elkander tweeërlei soort Kerken, de Kerk van het Oude en de Kerk van het Nieuwe Verbond, hoewel het nauwelijks aanwijzing behoefde, dat die beide Kerken in aard en wezen geheel uiteen liepen en verschilden.

Het hoofdverschil tusichen deze beide Kerken kwam ten principale aanstonds hierin uit, dat in de Christelijke bedeeling, 'en met name in de bedeeling der Reformatie, de Kerken een geheel zelfstandig karakter droegen, terwijl ze in Israël met het civiele of burgerlijke leven niet slechts verbonden waren, maar door dit burgerlijk leven geheel werden beheerscht en er zelfs ten deele in opgingen. Waar men zich alleen voor te wachten heeft is, dat men niet onze scheiding of vermenging van Kerk en Staat op het toenmalig Israël overbrengt. Er viel in die oude dagen onder Israël toch niet aan te twijfelen, of geheel het Staatsieven van Israël trad eeniglijk in het leven, om de Kerke Gods te dienen. Er was in Israël niet een burgerlijke Volksstaat, die als zoodanig een zelfstandig karakter droeg, en waarin dan enkele geloovigen een Kerkelijk leven tot stand brachten. Het eenig doel, dat bij de vromen van Israel als volk op den voorgrond had gestaan, werd toch eeniglijk gevonden in de scheiding en schiftirg, die 't Gode beliefd had tusschen zijn heilig volk en de Heidensche volken in het leven te roepen. De Heidensche volken vervolgden hun eigen levensweg, en werden enkel door de Gemeene Gratie nog ten deele van het volksbederf afgehouden. Israel daarentegen was eeniglijk en uitsluitend als volk in het leven geroepen, om tegenover de Heidensche volken een aan God verbonden volk voor te stellen, in dit afgezonderde volk het heilige saam te trekken, en zoo een toekomst voor te bereiden, waarin de Messias, niet als profeet, maar als Redder der menschheid, zich met een bepaald daartoe verordineerd volksbestaan verbond.

Er kan daarom geen sprake van zijn, dat het aloude Israël alsnu in nieuwen vorm zou optreden, om straks alle volken der buitenwereld aan zich te trekken en ze te zaligen. In de dagen des Ouden Verbonds was Israël als een in zich zelf afgesloten volk tegenover de heidenwereld geplaatst, en moest derhalve als zoodanig een dubbel karakter bezitten. Het ijioest eenerzijds een eigen volksleven hebben, en dit eigen - igi volksleven moest door de bedeeling van: ^fft Mozes steeds beheerscht worden. Het moest niet zijn een volksleven gelijk het in Babel, in-Rome of Griekenland bestond, maar 't moest zich veeleer openbaren als een volksleven dat, van geheel eigen soort, er op ingericht was, om de Kerk in zich op te nemen en de latere doorbreking van de Kerk over de geheele wereld mogelijk te maken. De enge, vaste band tusschen Staat en Kerk was hier alzoo volstrekt onvermijdelijk. Het kon niet een Kerk op eigen territoir, van eigen formatie en onder eigen beheer zijn. Dan toch had die Kerk, waar dan ook, op een eiland een geheel eigen bestaan moeten ontwikkelen, doch om tengevolge van die positie dan ook straks geheel ongeschikt te zijn om alle volken der aarde geestelijk te verrijken. De Kerk moest, om haar eigen karakter te behouden en te kunnen ontwikkelen, een eigen huis bewonen, en dit huis moest gebouwd zijn uit geheel dezelfde bouwstoffen, die voor den volksbouw in de Heidenwerèld gediend hadden. Het moest altoos op het Paradijs en op den zondvloed . teruggaan, niet om iets aparts, zonder wereldverband, in 't leven te roepen, maar om geheel omgekeerd dienstbaar te zijn aan de vervulling der belofte, die eens Abraham ontving, dat in hem alle geslachten des aardrijks zouden gezegend worden. Vandaar de noodzakelijkheid, dat de Kerke Gods geheel afgescheiden van de Heidensche volken moest optreden, maar toch anderzijds door een tastbare volksformatie met het volksleven der geheele menschheid in verband moest blijven staan. Drie mogelijkheden deden zich hier voor. De Kerk ' kon óf optreden buiten alle verband met het volksleven, en had dan op een geïsoleerd eiland zich moeten openbaren en zich geheel van onze wereld moeten afscheiden; of ze kon zich openbaren in een Heidensche omgeving, zooals Israel in Egypte een' tijdlang in het land Gosen een schier geïsoleerd bestaan had, doch dan kon ze geen doortastenden invloed op geheel het wereldleven uitoefenen, en zou ze in haar isolement zijn ondergegaan ; of eindelijk de Kerk moest een eigen territoir, een eigen volksmilieu en een eigen bestand vinden, om aldus te rijpen en den vereischten vorm te erlahgen, en dan kon het ten slotte Gode believen, de Kerk van dat vaste milieu los te maken, en haar met zegenende macht onder alle volken der wereld te doen uitgaan.

Het laatste of derde nu was reeds aan Abraham geopenbaard als de weg, dien de Heere verkoren had. Een eigen vojk zou 't zijn, doch dan ook een volk dat in verband bleef - met heel ons menschelijk ge-

slacht, zoodat er van dat ééne volk een reddend heil tot alle volken, d. i. tot de geheele menschheid, zou kunnen uitgaan.. Er moest alzoo tweeërlei in het leven worden geroepen, van de ééne zijde een eigen volk, van alle paganistische volken principieel onderscheiden, en in de tweede plaats moest nu in dit apart gestelde volk een eigen religieus leven en een eigen eeredienst zich ontwikkelen, die aan beide gezamenlijk een aanwezen van gemengd karakter kon geven ; eenerzijds zou 't een geheiligd volk zijn, maar ook anderzijds een in dat volk als ingeschroefde religie en eeredienst. Die saamkoppeling zou en moest daarentegen uiteenvallen, zoo 90k in den Messias het heil stond gerealiseerd te worden. Nooit en nimtïier kan alzoo, wat in Israel als op zich zelf staand en uit tweeërlei* element gemengd leven optrad, het type aangeven van wat de Kerk worden en zijn zou, zoodra ze uft den Israelietischen band werd losgemaakt. En dit nu kwam het sterkst en het scherp§.t d^è, rin uit, dat onder delsraelietischebed«elinggeen plaatselijke scheiding of schifting van de Kerk plaats zou grijpen, maar de Kerk in het volksverband zou zijn ingeweven, en uit dien hoofde steeds doelen zou op het geheele volk, terwijl omgekeerd, als Israels roeping voleind zou zijn, de Messias de Kerke Gods als zelfstandige macht in het leven van alle volken zou laten doordringen, het volkskarakter zou doen wegvallen, en de Kerk plaatselijk zou moeten optreden als een plaatselijke hoegrootheid, om voorts uit alle plaatsen zich geestelijk in broederlijke verbinding te stellen. De toepassing van wat onder Israel gold op de Reformatorische beweging ging daarom in zooverre feil, als men uit het oog verloor, hoe de band onder Israel alle geloovigen uit heel het land en uit de Diaspora saam verbond, terwijl in onze Reformatie alles in het plaatselijk karakter werd vastgeschroefd; iets waarbij het van zelf sprak, dat de regel die in Israel voor het algemeene volksbestaan gold, niet op de plaatselijke kerken der Reformatie kon worden toegepast.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 januari 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Kerk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 januari 1919

De Heraut | 4 Pagina's