GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEZOCHT EN GEVONDEN.

II. (Slot.)

Het duurde echter geruimen tijd eer de burgemeester terugkwam. Toen hij eindelijk verscheen, wendde hij zich dadelijk tot Vermaas, en deed hem eenige vragen, hoe oud hij was hoe lang hij bij het vak was, en zoo meer.

Ge moet nu als ge wilt nog een oogenblikje wachten. Ik ga weer naar boven en zal u dadelijk laten roepen*,

Ditmaal werd het geduld van Vermaas niet lang op de proef gesteld. Weldra toch kwam de knecht hem roepen en geleidde hem boven naar de zaal. Daar vond hij den Raad bijeen, allereerst den burgemeester die hij nu reeds kende, en voorts eenige van de voornaamsten uit het dorp, boeren en heeren. Sommigen rookten lange pijpen, anderen sigaren.

Vermaas nam beleefd zijn pet af en nam plaats op den stoel, dien men hem aanbood.

Gij zijt Hendrik Vermaas en timmerman van beroep ? < vroeg de burgemeester, die tevens voorzitter van den Raad was, en het woord voerde.

Ja* zei Vermaas. «Ik heb jaren op Woudvreugd als timmerman gewerkt, maar nu het verkocht is kon ik niet blijven. Nu ben ik er op uitgegaan om werk te zoeken, in de hoop ergens iets te vinden*.

Daar is wel kans op*, sprak de burgemeester met een vriendelijk gezicht. «Zoudt ge lust hebben u als timmerman hier te vestigen ? *

Als ik er van leven kan ja, * was het antwoord. «Ik ben hier bekend en ga liefst niet ver*.

Luister eens, * ging de burgemeester voort, «onze vorige timmerman is een jaar geleden gestorven, en had geen opvolger. Wij hebben het toen beproefd met timmerlui uit andere plaatsen, maar het bevalt niet. Daar dit dorp zeer uitgestrekt is, en er voor de gemeente dikwijls wat te doen valt. willen wij nu een vasten timmerman aanstellen die alle karreweien voor ons verricht, en verder werkt zooveel hij verkiest. Wij betalen hem een vast weekgeld, maar hij moet steeds voor onzen dienst gereed staan. Zou zoo'n werk je lijken f*

„Ik geloof van wel", zei Vermaas, „maar mag ik nog iets vragen."

Ja, ja, " antwoordde de burgemeester, je moet natuurlijk nog meer weten, maar dat komt. Heeft een van de heeren nog iets te zeggen!"

„Mij dunkt, " sprak een van dezen, „dat na hetgeen u ons verteld hebt, en wat wij gezien hebben er niet veel te vragen overblijft, en wij de voorwaarden kunnen gaan lezen."

Nu stond een andere heer op, de schrijver of secretaris. Na Vermaas verzocht te hebben goed te luisteren, las deze heer een stuk voor waarin stond hoe veel de aangestelde timmerman zou verdienen, wie hem het werk zou aanwijzen, Wïiar ongeveer hij wonen moest enz. Toen de secretaris geëindigd had, vroeg^de burgemeester aan Vermaas of hij op die voorwaarden in den dienst van het dorpsbestuur kon treden. Maar hij moest spoedig besUssen, daar er veel werk lag te wachten.

Een oogenblik heerschte er nu volkomen stilte, en kon onze timmerman zich bedenken. Toen stond hij op, terwijl men zien kon dat hij diep getroffen was, en sprak:

„Mijnheer de burgemeester, ik heb volstrekt geen bezwaar tegen hetgeen daar gelezen is of door u mij is gezegd. Ik neem het dus aan en ben recht dankbaar dat u mij het werk wilt toevertrouwen. Ik hoop u en al de heeren te voldoen, en met Gods hulp mijn werk vlijtig en met trouw te verrichten. U vertrouwt mij zonder mij te kennen. Dat hoop ik niet te beschamen. Ook kan ik zeer goed reeds nu beslissen. Want heden morgen vóór ik uitging, heb ik den Heére gebeden mijn weg voorspoedig te maken. En zie reeds nu heeft Hij mijn gebed verhoord. Het is mij alles nog wonderlijk, maar den Heere zij dank, die het zoo wel maakte.”

„Uitnemend”, antwoordde de burgemeester terwijl hij opstond om Vermaas de hand te reiken. „Later vertel ik u wel eens, hoeveel gij zelf onwetend tot uw benoeming hebt toegebracht. Het is nu Vrijdag. Aanstaanden Maandag kunt ge beginnen. Tot zoo lang gaat ge in de kost bij een van onze boeren. Als het u bevalt kunt ge ook verder bij hem blijven inwonen.”

Wat de burgemeester later wel eens aan Vermaas zou vertellen, kunnen wij den lezer nu reeds meedeelen, te meer daar het tot recht verstand der zaken noodig is.

Het klinkt zeker vreemd, dat de leden van den Raad zoo maar dadelijk bereid waren tot dorpstimmerman iemand te benoemen, dien zij een paar uur te voren nog niet wisten dat bestond. Maar er was reden voor.

Onze burgemeester namelijk had met verwondering gezien, hoe de jonge timmerman, louter nit liefhebberij voor zijn vak, de losgeraakte latten weer vasttimmerde. Daar hij de zaak echter niet recht begreep, was hij Vermaas voorzichtig en op kleinen afstand gevolgd, weinig denkend wat hieruit voort zou komen. Doch onder 's Heeren bestuur zou Vermaas dat nog dezen dag ondervinden. Want toen de burgemeester den timmerman ook verder bezig had gezien, en aan de huisjes kortelijk inlichting had gevraagd, kwam plotseling de gedachte bij hem op, dat kon wel de goede persoon wezen, dien we heden moeten benoemen.

In den Raad gekomen, deed hij zijn verhaal en vernam, zooals ik reeds zei, nog een en ander dat Vermaas meedeelde op de vragen van den burgemeester. Na kort redeneeren werd dan besloten Hendrik Vermaas aan te stellen, uit voorzichtigheid voorloopig voor een half jaar. Dat vond de timmerman heel goed en allen wenschten hem geluk. Doch zijn antwoord was: «De Heere heeft alles wel gemaakt".

Het was wel; gezocht en gevonden op een dag.

Gevonden — dat bleek later, want toen het halfjaar om was waren zoowel de leden van den Raad als de timmerman zoo voldaan over de verloopen zes maanden, dat met aller instemming hij benoemd werd tot vasten timmerman. Zoo was in korten tijd en zoo goed hij maar wenschen kon in zijn behoeften voorzien. Was het wonder dat hij ook nu, gelijk zes maanden geleden, den Heere loofde en dankte?

Reeds na enkele jaren was Vesmaas een man, die rijkelijk zijn brood verdiende. Was hij in het gehucht voor velen een goed vriend, ook in het dorp ging het weder zoo. Steeds had hij overvloed van werk, hetzij voor het dorp, hetzij van menschen die iets te maken of te herstellen hadden. Dat hij zich in zijn nieuwe woonplaats t'huis gevoelde, bleek ook wel daaruit dat hij er na twintig jaar nog woonde, maar nu met een vrij talrijk gezin. Uit zijn geschiedenis was gebleken welk een zegen er verbonden is aan werk en werklust, ook zonder dat men allereerst gedreven wordt door begeerte naar winst. Zonder hoop er iets voor te ontvangen had Vermaas zijn karweijes verricht. EQ juist deze waren nn het middel geweest om hem-zijn begeerte te schenken.

Terecht zegt de Schrift: De hand der vlijtigen maakt rijk.

BRIEFWISSELING.

P. D. te S. Zooals wij zagen hebt u nu een anderen weg ingeslagen. Wij zullen gaarne trachten het in orde te brengen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's