Elfde Jaarverslag van de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerde Grondslag - pagina 19

XVII

ken. Het denkbeeld om als hoogleeraar onder de studenten op te treden, was hemzelven een oorzaak van blijdscliap, de vervulling van een levensideaal geworden, nu hij klaar had mogen inzien (wat hij vroeger niet zoo geheel deed, zoodat hij ook vroegere benoemingen had afgeslagen), dat het in Gods weg was. En zie, terwijl zijn gezondheid beter was geworden en gegronde hoop op verlenging van zijn levensduur bestond, overvalt hem zijn oude kwaal, die ditmaal hem ten grave sleept. Van de teleurstellingen, die ons troffen, was deze wel de smartelijkste. Doch de Heere zond ze ons en beloofde tevens in zijn Woord, dat alle dingen ten goede moeten medewerken, hetgeen dus ook hiermede zijn zal, al verstaan wij het nu nog niet. Een oorzaak van blijdschap en dank aan den Heere is het voorts, dat, op voordracht van Curatoren, een benoeming tot buitengewoon hoogleeraar in de rechtsgeleerdheid mocht worden uitgebracht op den heer Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman A.Fzn., die deze benoeming ook aannam en zijn ambt aanvaardde met het houden eener oratie op den S^en November 1890. De vermeerdering van het getal onzer hoogleeraren met een tweetal mannen, jeugdig van jaren, gefondeerd in de beginselen, waarop onze Vereeniging gebouwd is, vervuld met den wensch die te helpen ingang te doen vinden, is een winste, die wij voor 1890 te boeken hebben, welke waarlijk niet gering te noemen is. Immers de uitspraak des Heeren: „de arbeiders zijn weinige", is stellig op dézen arbeid niet het minst van toepassing. Zoo ook mocht het Curatorium een aanwinst ontvangen, doordien de heer A. Brummelkamp Jr., van Groningen, in den loop van 1890 zitting nam in dat college, welk heugelijk feit ook reeds met een enkel woord door den verslaggever ten vorigen jare werd geboekt, doch ten onrechte, aangezien het tot de gebeurnissen van het afgeloopen jaar behoort. Niet alleen om den zoozeer gewaardeerden persoon van den heer Brummelkamp, doch ook voor het verband met onze Christelijke Gereformeerde broederen, was zijn volinondige toestemming, om gehoor te geven aan onze uitnoodiging, óns een oorzaak vaïi dank aan den Heere. Om uitvoering te geven aan het besluit der algemeene vergadering te Dordrecht gehouden in 1889, om n. 1. verband met de kerken te zoeken voor de theologische faculteit, werd door Directeuren een schrijven opgesteld en verzonden aan den kerkeraad der Ned. Ger. Kerk te Leeuwarden, met verzoek het in handen te stellen van het moderamen der Voorloopige Synode der Ned. Ger. kerken, welke te dier plaatse in de maand Juni zou vergaderen. Op dit schrijven is door genoemde Synode gunstig beschikt en zijn twee deputaten benoemd, de heeren Dr, G. v. Goor en Dr. L. H. Wagenaar, om met Directeuren over deze zaak verder te onderhandelen 2

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen