Jaarboek 1964 - pagina 130
den gecreëerd. Voor de mogelijkheden van de kandidaat in de verdere toekomst (na zijn repatriëring) zou het echter beter zijn, dat deze studie als een bepaalde bijvakken-groepering onder het doctoraal examen van zijn hoofdvak kon worden ondergebracht, dus bij letteren, theologie of antropologie. Dit zou tevens voorkomen, dat de studietijd voor theologen, linguïsten en antropologen die deze richting uit willen al te zeer zou worden verlengd. b. In de kerkgeschiedenis zal de 20e eeuw ongetwijfeld de eeuw zijn van de herontdekking van de oecumene en het ontwaken van de oecumenische beweging, mogelijk ook van het ontstaan van een oecumenische theologie. Zowel voor de kerk als voor de theologie zijn de vraagstukken samenhangende met de gedeeldheid van de kerk en het oecumenisch streven van bijzondere importantie. In de theologische faculteit dient expliciet en systematisch aandacht te worden geschonken aan de algemene oecumenische problematiek, en nader aan de geschiedenis van schisma en oecumenisch streven, aan de verschijningsvormen en activiteiten van de oecumenische beweging, aan hetgeen zich als „oecumenische theologie" aandient, enz. De instelling van een leerstoel voor oecumenologie of het verstrekken van een leeropdracht hiervoor verdient aanbeveling. c. Er is dringend behoefte aan systematisch wetenschappelijk onderzoek naar de situatie van de bejaarde mens in onze samenleving. Dit onderzoek valt niet binnen het gebied van één bepaald specialisme, maar vergt een interfacultaire samenwerking van op zijn minst medische, psychologische en sociologische deskundigen. De oprichting van een universitair gerontologisch instituut zou én wetenschappelijk én als dienst aan de naaste van belang zijn. d. Gelet op het onder 3 e betoogde dient naar het oordeel van de commissie voorzichtigheid te worden betracht met de instelling van een culturele studierichting. De commissie pleit echter wel voor de oprichting van leerstoelen voor de esthetica, de kunsthistorie en de kerkelijke kunst, alsmede voor de stichting zo mogelijk van een kunsthistorisch instituut en de vestiging van een lectoraat voor de muziekgeschiedenis. Indien men een volledige studiegang wil creëren, is een subfaculteit der geschiedenis, kunstgeschiedenis, archeologie en muziekwetenschappen de meest gerede oplossing. 130
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964
Jaarboeken | 170 Pagina's