Jaarboek 1982-1983 - pagina 37

Het nog steeds niet gerealiseerd zijn van een nieuw stelsel van studie-financiering vergroot hun onzekerheid nog verder. Voor vele - tegenwoordig ook vaak nog gebroken gezinnen is het een zware last studerende kinderen te hebben. Zeker als het inkomen zich net onder of net boven de grens voor studietoelagen bevindt. Als er dan nog anderen in huis zijn die hun middelbare school of andere opleiding moeten afmaken, zijn de zorgen groot. Groter dan wij een tiental jaren geleden nog voor mogelijk hielden. Gepoogd moet worden de barrières die betrokkenen vaak voelen om op aanvullende fondsen een beroep te doen, op verstandige wijze te slechten en de middelen van deze fondsen met name voor dit doel te verruimen. Ik kijk dan ook maar weer eens naar de penningmeester van onze Vereniging, bij wie ik ook voor andere zaken vaak een willig oor vond. De (sub/inter)faculteiten kunnen in het huidige bestel verdere formatiereducties op twee manier trachten te bestrijden: met meer maatschappelijke dienstverlening of met meer onderzoek, gefinancierd uit de voorwaardelijke financiering of de zogenaamde tweede en derde geldstroom. Wat het eerste betreft kunnen de recentelijk opgerichte transferpunten - maar ook de wetenschapswinkels - een bijdrage geven. Wat het tweede betreft is er de laatste jaren zoveel gebeurd, waarvan wij de consequenties in de komende jaren in toenemende mate zullen ervaren, dat ik hier wat meer tijd voor wil vragen. Als voorzitter van de vergadering van de portefeuillehouders onderzoek van de Colleges van Bestuur (POZ) had ik deze jaren een extra reden me hier intensief mee bezig te houden. Eerst dan een opmerking over de positie van de onderzoekers zelve, want ook daar werd menig vergaderuurtje aan gewijd. Functioneringsgesprekken voor hoogleraren werden ingevoerd, waarvan ik voor de jongere en oudere hoogleraren wel verwachtingen heb. De salarissen van wetenschappelijk hoofdmedewerkers werden - zonder dat er een goede motivatie kwam - bevroren en beide categorieën zagen, evenals trouwens de promotiemedewerkers, hun salarissen opmerkeljk meer aangetast dan de algemene trend was. Hieraan dienen zo langzamerhand ook grenzen gesteld te worden. Voor het behoud van goed onderzoek zijn in al de drie categorieën die ik noemde goede onderzoekers nodig. Om hen te benoemen ondervinden de universiteiten - althans voor bepaalde discipUnes - in toenemende mate moeilijkheden. Het sterkst doet zich dit nu voor bij de hoogleraren, waar de concurrentie met anderen in de maatschappij verloren wordt, zowel nationaal als internationaal. Volgens de WWO '81 krijgen de hoogleraren straks weer meer erkenning als dragers van het onderzoek - daar worden ze immers bij uitstek verantwoordelijk geacht voor de wetenschappelijke ontwikkeling van het hun toegewezen vakgebied en voor het te geven onderwijs op dat gebied (art. 121. lid 2) maar ook in de salariëring dient men dit dan te accepteren. De besturing en financiering van het onderzoek was aan drastische veranderingen onderhevig. De overheid zag voor zichzelf een toenemende rol. Fors wordt gewerkt aan 35

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen