Jaarboek 1983-1984 - pagina 61

— de centraliteit van de dimensie 'werken' in relatie tot andere dimensies in het leven, zoals gezin, vrije tijd, religie en maatschappij, — de normbeleving voor wat betreft de relatie tussen individu en maatschappij terzake van de arbeid, — de vraag naar de persoonlijke betekenis van werken en de relatieve zwaarte van de motieven om te werken, — de vraag naar het relatieve belang van verschillende resultaten, condities en aspecten van werken, — de vraag in welke mate men persoonlijk werken identificeert in termen van verschillende rollen, bijvoorbeeld als vertegenwoordiger van een beroep, Ud van een organisatie, uitvoerder van een taak, e.d. Via verschillende factoranalytische bewerkingen van de antwoorden in de diverse landen dient zich een patroon aan dat we thans nader willen toelichten. Er zij op gewezen dat de elementen in het hier te presenteren model wel empirisch zijn geïdentificeerd, maar dat de structuur van het model met haar hiërargische relatie tussen de dimensies op theoretische overwegingen is gebaseerd en een heuristisch karakter heeft. Het model wordt beschreven in figuur 1. In het centrum van het model staat de centraliteit van de werkrol: centraal staat dus de mate waarin werken te midden van de andere waardegebieden in het leven, zoals gezin, vrije tijd en maatschappelijke activiteiten een predominante rol speelt. In het MOW-onderzoek is voor deze centraliteit een samengestelde maat vastgesteld. In figuur 2 zijn de scores voor de zeven (De Engelse data zijn op dit moment nog niet beschikbaar) landen gerepresenteerd. Daarnaast zijn voor de gemeenschappelijke doelgroepen eveneens de centraliteitsscores vermeld. Vermeldenswaard is dat in alle landen waar dit is uitgezocht het vrouwelijke deel van de onderzochte steekproef (dus werkende vrouwen) een significant lagere centraliteitsscore heeft dan de mannelijke respondenten, een verschil dat zelfs een zeer opvallende vorm aanneemt in Japan. Uit de eerste kolom lijkt af te leiden dat in elk geval de landen waar de industrialisatie later op gang is gekomen de centraliteit van werken hoger ligt dan in de landen waar deze ontwikkeling reeds langer heeft bestaan. Hiervoor kunnen overigens even goed meer blijvende, culturele of religieuze factoren verantwoordelijk zijn. De rangorde van de doelgroepen vertoont enerzijds enige correlatie met beroepsniveau, en is anderzijds vanuit de eigen aard van de doelgroepen zeer wel verklaarbaar (bijvoorbeeld tijdelijke werkers en studenten tegenover zelfstandigen). Als we de drie belangrijkste levenssferen: gezin, vrije tijd en werken in onderling verband brengen, dan is opvallend dat in verreweg de meeste onderzochte landen en doelgroepen de volgorde van de belangrijkheid is: gezin - werk - vrije tijd. Uitzonderingen worden gevormd door 59

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen