1947 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 7
OVER DE BETEEKENIS VAN „IDEES PRÊCONgUES" EN ONBEVANGENHEID IN DE EXPERIMENTEELE BIOLOGIE door H . P . W O L V Ë K A M P 1).
1. M e n heeft zich ongetwijfeld in de 20ste eeuw beter rekenschap gegeven van de rol, die de fantasie bij het wetenschappelijk onderzoek speelt, dan in de 2de helft der 19de eeuw, toen vaak theorieën en hypothesen eenvoudig als feiten a a n v a a r d werden. V e l e onderzoekers stonden op het naïef realistisch standpunt, dat de natuurwetenschap in staat w a s de werkelijkheid a l s z o o d a n i g , zooal niet in zijn geheel, dan toch gedeeltelijk te ontsluieren. M e t de herleefde belangstelling voor de Kantiaansche philosophic kwam hierin verandering. T e g e n w o o r d i g is er wei geen n a t u u r o n d e r zoeker van beteekenis meer die in de fundamenteele concepties op natuurkundig gebied iets anders ziet dan beelden, berustend, soms op optische, vaker nog op voorstellingen ontleend aan onzen oewegingszin, voorstellingen die ongetwijfeld een zeker waarheidsgehalte hebben, maj^r meit de werkelijke wereld niet mogen worden vereenzelvigd, terwijl in de moderne physica die beelden zelfs nog weer grootendeels schijnen te worden vervangen door mathematisch-logische, voor ons onvoorstelbaire relaties. Bij de ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoek speelt de hypothese, de idéé précon^ue van Poincaré, de rol van gangmaker; immers, alleen uitgaande van een bepaalde, als mogelijkheid geponeerde voorstelling van een situatie, een proces of een complex van verschijnselen, kan men de n a t u u r vragen stellen die zin hebben, waarmee overigens niet ontkend w o r d t , dat een bizarre vraagstelling, een naïef experiment, ja zelfs het toeval soms een zeer belangrijke rol gespeeld hebben bij de ontdekking van feiten van fundamenteele beteekenis ( G A L V A N Ï , O E R S T E D T ) , In de biologie i.h.a., en in de experimenteele biologie in het bijzonder hebben, bij het opstellen van theorieën en hypothesen, religieuze en anti-religieuze opvattingen, de eerste genomen in den allerruimsten zin van het woord, en concepties, ontleend aan andere natuurwetenschappen, een belangrijker rol gespeeld dan in physica en chemica, w a a r de theorieën, tenminste in de 19.de en 20ste eeuw, veel meer organisch uit de gegevens dezer w e t e n s c h a p p e n zelf gegroeid 2ijn. ^) Omgewerkt verslag van een voordracht, gehouden op het Tweede Congres der Chr. Ver. van Natuur- en Geneeskundigen,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 158 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 158 Pagina's