GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1957 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 189

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

154

K. H. VOOUS

Gelukkig wordt in deze subjectieve beslissing de systematische zoöloog op overtuigende wijze geholpen door het voortplantingsgedrag van de vogels zelf. Daarbij ontmoeten wij het merkwaardige verschijnsel, dat voor het onderlinge herkennen van twee individuen als eikaars potentiële voortplantingspartners, de mate van morphologische overeenkomst geen overwegende rol behoeft te spelen. Individuen, die een hoge mate van morphologische overeenkomst vertonen, zoals de lang niet altijd in museum-collecties gemakkelijk van elkaar te onderscheiden glanskopmezen en matkopmezen, blijken in de natuur in elkaar geen voortplantingspartners te herkennen : zij gedragen zich door hun onderling onafhankelijke voortplanting als twee soorten. Daarentegen accepteren zulke morphologisch in het oog lopend verschillende individuen als bonte en zwarte kraaien, bruinbuikige en wit-buikige boomklevers (in Oost-Duitsland, Polen en Roemenië) en de eveneens opvallend verschillende zwartkop- en bruinkopgorzen (in Noord-Perzië) elkaar in even grote frequentie als voortplantingspartners, als zij dat individuen van overeenkomstig morphologisch uiterlijk doen. Het onderzoek naar de voortplantingsaffiniteit kan, in tegenstelling tot de morphologic — althans bij vogels —, niet in een museum of laboratorium plaats vinden. Dit moet in het veld geschieden. Daarbij wordt niet de samenstelling of het gedrag van één individueel broedpaar bestudeerd, maar tracht men een inzicht te krijgen in de morphologische samenstelling van een gehele voortplantingsgemeenschap (populatie) binnen een bepaald verspreidingsgebied. Scherper geformuleerd, moet men dus trachten na te gaan in welke frequentie binnen een bepaalde populatie paarvorming plaats vindt tussen morphologisch overeenkomstige en morphologisch onderling zeer verschillende individuen. Dit laatste zullen wij bastaardering of menging noemen. Wanneer gemengde paren in statistisch onbeperkte mate optreden, wanneer dus de onderlinge morphologische verschillen tussen de individuen zeer gering zijn of bij de paarvorming voor de betreffende partners geen remmende rol spelen, worden alle individuen van de onderzochte populatie tot één soort gerekend. Of juister uitgedrukt: de betreffende populatie gedraagt zich als één soort. Er vindt een continue vermenging plaats van alle erfelijke eigenschappen en er is binnen de populatie één totaal beeld van individuele variatie. De mate van onderlinge voortplantingsisolatie is O %.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1957

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 349 Pagina's

1957 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 189

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1957

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 349 Pagina's