GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1970 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 175

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

E. BOEKEK

139

denten was gering en de studentenverenigingen voorzagen in de regel in die behoeften die niet in het curriculum waren opgenomen. Nu kijken wij echter tegen steeds toenemende studentenaantallen aan, het contact tussen docenten en studenten in de eerste studieperiode is in hoofdzaak formeel en de studentenverenigingen vervullen niet meer hun oude functie. In deze situatie is het essentieel het vormingswerk expliciet in de studie in te bouwen. Men kan denken aan het opnemen van een tweetal vormingsweken in het studieprogramma voor de eerste periode. Deze weken zouden moeten plaats vinden in aparte vormingscentra, waar onder leiding van vormingsdeskundigen groepjes bezig zijn van ten hoogste enige tientallen studenten. In de eerste week zou men in het groepswerk door middel van rollenspelen, discussies, simulatiespelen en confrontatie zijn eigen vooronderstellingen en houdingen leren analyseren en zo mogelijk modificeren. Een voortdurende evaluatie van de voortgang van het werk is daarbij van doorslaggevende betekenis. Het blijkt namelijk, dat er verschil bestaat tussen de opvattingen die men huldigt en de houding die men in de praktijk aanneemt. Het is goed dit in te zien. Een tweede week zou gepland kunnen worden aan het eind van de eerste studieperiode, waarin men een algemene oriëntatie in zijn vakgebied gekregen heeft en enig inzicht heeft verworven in de verhouding tussen wetenschap en samenleving en in de futurologische consequenties van zijn arbeid. In deze week zou een systematische confrontatie met andere bevolkingsgroepen kunnen plaats vinden als arbeiders, wijkverpleegsters, politieagenten en veeboeren. Hier zou men in gemengde groepen het beeld leren analyseren, dat men heeft van elkaar en van zichzelf en men kan nagaan in hoeverre dat klopt met de werkelijkheid. Dit heeft bovendien het grote voordeel, dat de toekomstige technocraten onder de academici niet alleen theoretisch maar ook praktisch andere bevolkingsgroepen Ieren kennen en waarderen. Dit is ook essentieel om de discussies over de inhoud van het .begrip „welzijn" te kunnen voeren. Wij komen nu tot het slot van ons betoog. Ik heb willen aangeven, dat de afgestudeerde natuurwetenschapper een positieve invloed kan uitoefenen op de ontwikkelingen binnen de samenleving als hij daartoe wordt uitgerust tijdens zijn studie en ook na zijn studie zich voortdurend op de vragen van wetenschap en samenleving bezint. Hiervoor zijn twee maatregelen nodig 1. het oprichten van een futurologisch instituut;

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 306 Pagina's

1970 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 175

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 306 Pagina's