Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 140
De Vrije Universiteit 1880-2005
verwijzing naar Nauta's proefschrift over Samuel Maresius stelde Grosheide zijn hoop
op een herleving van de gereformeerde scholastiek. Op dezelfde dag sloeg H.A. Höwe-
ler in zijn felicitatiebrief een veel positiever toon aan. 'Ik vind het een goed teeken voor
de vu, dat men opnieuw een hoogleeraar aandurft, die wel weinig grijze haren zal bezit-
ten. Men moet waarschijnlijk gaan afrekenen met gewoonten en hebbelijkheden, die in
vroeger tijden bestaan konden, doch nu opgeruimd dienen te worden.'^ Geen woord
hier over Maresius. Hóweler rept niet van Nauta's geleerdheid. Het moet komen van
zijn jeugd.
Het is het oude dilemma van erven of lenen. Maar daarmee is de volle breedte van het
gereformeerde leven niet gevat. Er waren wel degelijk tekenen van nieuw elan. Aan de
Vrije Universiteit bouwden Vollenhoven en Dooyeweerd hun calvinistischefilosofieop.
In Kampen was K. Schilder de inspirator van een groep jongere predikanten die de pre-
diking wilden verheffen boven het niveau van het leerzame exempel. In de letterkunde
traden dichters en schrijvers op, die ook buiten eigen kring erkenning vonden, zodat
K. Heeroma niet zonder zelfoverschatting hun bijdrage aan de christelijke cultuur beti-
telde als het derde reveil. Deze drie bewegingen hebben de Vrije Universiteit niet in ge-
lijke mate beïnvloed, maar gingen haar toch niet geheel voorbij, en de eerste had daar
haar bakermat gevonden. Het ideaal van christelijke wetenschap heeft de Vrije Univer-
siteit nooit dichter benaderd dan in deze periode. Deze pogingen tot vernieuwing mogen
dus niet onopgemerkt blijven. Maar tegelijk dient erkend dat ze de hoofdstroom van het
gereformeerde denken en doen niet van richting deden veranderen.
Menigeen die toen jong was keek later met onbehagen en soms met wrok op zijn ge-
reformeerde jeugd terug als een tijd van benauwdheid en benepenheid+, van onwrikbare
regels en strikte uniformering.5 Als gereformeerden iets wisten, wisten ze het zeker, en
ze wisten heel veel. De jonge Jelle Zijlstra beluisterde in de jaren dertig een preek over de
tekst: 'Tweeërlei weegsteen is de Heere een gruwel'. Dus, zei de dominee, mocht de re-
gering niet overgaan tot devaluatie van de gulden^, dat was een duidelijk bijbels gebod.
Zulke prediking liet weinig ruimte open voor discussie en gesprek. Zoals de levensprak-
tijk zich schikte naar vaste voorschriften, zo was ook het geloof waarop dit alles rustte een
geheel van onwrikbare zekerheden waarover niet te twisten viel. George Puchinger zag
het in Utrecht bij zijn gereformeerde medestudenten. Toen de oorlog kwam bleek hun
geloof sterk genoeg. Ze wilden er met hun leven voor betalen. Maar ze spraken er nau-
welijks over.7 Die terughoudendheid was ook de vorige generaties niet vreemd geweest.
Ook die kenmerkten zich meer door strakheid en belijndheid dan door blijdschap en
spontaneïteit. Voor hen was echter kinderlijke vroomheid steeds de hoogste uiting van
christelijk leven geweest. Is het een toeval dat we die twee woorden zelden meer horen in
de jaren dertig.' De basis van al deze zekerheden was de bijbel als het onfeilbare Woord
Gods. Dat was voor allen een onopgeefbare waarheid. Berkouwer zei het in 1932 in een
van de stellingen bij zijn promotie: 'Alle probleemstellingen der nieuwe Duitsche theo-
logie hangen ten nauwste samen met het loslaten van het volstrekte gezag der Heilige
136 EEN HOEKSTEEN IN HET VERZUILD BESTEL
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's