Een hoeksteen in het verzuild bestel. De Vrije Universiteit 1880-2005. - pagina 157
De Vrije Universiteit 1880-2005
den om te gaan met wat anderen voortbrachten. De eigen productie bleef in kwaliteit be-
neden de nationale maat. Maar dat betekende ook dat de christelijke wetenschap een on-
zekere toekomst tegemoet ging. Zou zij zich kunnen handhaven, zonder de schijnbaar
onontbeerlijke steun van een christelijke cultuur.?
WETENSCHAP IN DE JAREN DERTIG
EEN INTERNATIONAAL CALVINISTISCH CENTRUM
In 1935 was het vierhonderd jaar geleden dat de Institutie van Calvijn het eerste licht
had gezien. De Faculté Libre de Théologie Protestante te Parijs vierde dat met de verle-
ning van twee eredoctoraten. Beide vielen ten deel aan vu-hoogleraren: H.H. Kuyper en
V.H. Rutgers. De faculteit koos juist deze twee, omdat zij zonen waren van de stichters
van de Vrije Universiteit. Daar in Amsterdam, zeiden deze Fransen, was een internatio-
naal centrum van calvinistisch leven ontstaan. In de hele wereld kreeg het aandacht van
allen die trouw wilden blijven aan de beginselen van Calvijn. Daaruit bleek wel, meende
Rutgers, dat ook in de Franstalige landen een herleving van het calvinisme gaande was.
En ook daar zocht men aansluiting bij Nederland, ofschoon deze Fransen bijna geen van
allen het Nederlands machtig waren.'"*'
Dat onderstreepte de internationale betekenis van de Vrije Universiteit, al mag dat
geen aanleiding zijn haar te overschatten. In het binnenlandse wetenschappelijke leven
nam ze slechts een bescheiden plaats in, en over de grens heen was ze nauwelijks bekend.
Maar voor het calvinistisch denkend deel van de wereld golden andere maatstaven. In de
Verenigde Staten, in Zuid-Afrika, in Hongarije, in Schotland en in Duitsland wisten de
geestverwanten van Kuypers werk, en werd hun interesse gewekt door zijn wetenschap-
pelijk geesteskind, de Vrije Universiteit. In zijn openingsrede van 1934 bracht presi-
dent-curator De Vries het de jaarvergadering vol trots onder het oog: 'overal waar eenig
gereformeerd leven is, voelt men behoefte om in relatie te treden met de Vrije Univer-
siteit'. Van haar verwacht men geestelijke leiding. 'Zo wordt de Vrije Universiteit hoe
langer hoe meer een internationaal calvinistisch centrum van wetenschap.'"»^
Om zich in die positie waar te maken zou de universiteit zelfinitiatieven moeten ont-
plooien. De kosmopoliet Colijn heeft het als eerste begrepen. Directeuren riepen in 1924
het Calvijnfonds in het leven, ter wille van 'de bevordering van het contact met het gere-
formeerd wetenschappelijk leven elders, speciaal in het buitenland'. Het zou lezingen
organiseren van Nederlandse geleerden in het buitenland, en omgekeerd, en geld be-
schikbaar stellen voor de vertaling van gereformeerd wetenschappelijk werk. Het be-
schikte over een aanvangskapitaal van 10.000 gulden, geschonken door een onbeken-
de. ""^^ We zullen er niet naar raden, maar zo veel onbekenden waren er niet die een
dergelijk bedrag op eigen uitgaven konden en wilden besparen ten behoeve van de calvi-
CHRISTELI)KE WETENSCHAP 1926-1955 153
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 510 Pagina's