GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 170

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 170

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

166 IV Consolidatie en kritiek (194^-1^64)

historisme te kunnen overwinnen, maakte Smit onderscheid tussen een 'historisti-

sche en historische denkwijze'. Tegenover de omvattende historiciteit van de werke-

lijkheid wilde hij het denken omtrent het historische beperken tot een bepaald aspect

van de werkelijkheid, weliswaar in samenhang met andere aspecten.'

In de jaren zestig en zeventig veranderde hij van inzicht en toonde meer waardering

voor een brede historische beschouwingswijze. Hij nam afstand van Dooyeweerds

opvatting van de geschiedenis als een aspect van de werkelijkheid en vond meer en

meer aansluiting bij VoUenhoven die - via zijn eigen onderzoek - tot het inzicht was

gekomen van het integraal karakter van het historische. Het waren echter met name

Dilthey en Troeltsch die hem inspireerden om centrale problemen van het historisme

te doordenken. Ondanks zijn gegroeide waardering voor een bredere opvatting van

het historische, spitste zijn kritiek op het historisme zich toe op het ontbreken van een

centrale grondidee. Met name bij Dilthey signaleerde hij een 'terugvallen op de oude

oplossing van de filosofie, namelijk op de herleiding van het historische tot het ratio-

nele'.'"' In zijn antwoord op dat uitwijken voor de geschiedenis in de richting van het

rationele kwam Smit tot de kern van zijn geschiedenisbeschouwing.'"^ Het historisme

zocht de zin van de geschiedenis in de geschiedenis. Het verwachtte van de geschiede-

nis een bevrijdende werking voor de mensheid en een hoopvolle toekomst, maar het

werd geconfronteerd met een geschiedenis die voor de mens bedreigend was. Om de

zin van het leven te 'redden' moest men zich wel terugtrekken op een 'vaste' grond van

de rationaliteit. Smit stelde daar tegenover dat aan de geschiedenis alleen recht kon

worden gedaan door de zin van de geschiedenis te zien in haar transcendentale betrok-

kenheid op de transcendente Oorsprong van de werkelijkheid. De erkenning van deze

Oorsprong waarborgde volgens hem de mysterieuze oorspronkelijkheid van alle bij-

zondere verschijnselen - een opvatting die ook in zijn inaugurele rede naar voren was

gekomen en die hij nog verder zou uitwerken.'"'

O m d a t Smit sinds zijn benoeming veel aandacht had besteed aan filosofische on-

derwerpen, stelde de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte in 1962 aan het college

van curatoren voor zijn leeropdracht uit te breiden met wijsbegeerte der geschiede-

nis. Hij was niet alleen competent op dit terrein, maar de uitbreiding van zijn leer-

opdracht diende ook ter voorbereiding van de Centrale Interfaculteit die in 1964

zou w o r d e n opgericht. Hij zou o o k in deze faculteit worden benoemd, waar alle

filosofieonderwijs en -onderzoek zou w o r d e n ondergebracht.'"'t Bovendien wilde

Smit graag meer tijd vrijmaken voor het uitwerken van zijn bredere geschiedenisbe-

schouwing die samenhing met zijn opvatting dat het menselijke kennen en denken

intrinsiek historisch zijn. Ja, o o k de betrokkenheid van de werkelijkheid op de O o r -

sprong wilde hij niet zien als boven- of buitentijdelijk, maar als intrinsiek historisch.

In zijn inaugurele rede had hij de transcendentale betrokkenheid van de werkelijk-

100 Smit, 'Historisme en amihistorisme', pp. 155, 170. O o k Smit, 'De moderne protestantse visie op de ge-

schiedenis', p. 140.

l o i Smit, 'Bedenkingen tegen de objectief-wetenschappelijke en de historisch-hermeneutische denkwijze van

deze tijd', p. 191.

102 Aldus Griffioen, 'Smit als mens en als geleerde', p. 212, wiens betoog ik in deze alinea samenvat.

103 Betreffende Smits transcendentale geschiedenisbeschouwing en zijn interpretatie van de middeleeuwse fi-

losofie, zie Aertsen, 'In memoriam M.C. Smit', pp. 122-128. Zie ook Davidse, 'Geschonken verleden', pp. 33-37.

O o k R.P. de Graaf, 'M.C. Smit en de vraag naar de zin van de geschiedenis', pp. 27-29.

104 Brief van de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte (25 mei 1962) aan curatoren, stuk 337, in archief college

van curatoren. O o k archief college van curatoren. Notulen, 1 juni 1962.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 170

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's