GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 143

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 143

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

2 Dooyeweerd in het licht van erkenning 139

het bewerken van zijn dictaten Encyclopedie der rechtswetenschap - iets wat hem na

aan het hart lag en wat hij graag in boekvorm had willen voltooien. O o k dit boek

zou er niet komen. Hij gaf voorrang aan de bewerking en Engelse vertaling van zijn

hoofdwerk De wijsbegeerte der wetsidee. Zo k o n hij zijn filosofie internationale be-

kendheid geven.

D e vertaling van De wijsbegeerte der wetsidee verscheen in de jaren vijftig in vier

delen onder de titel A New Critique of Theoretical Thought - een titel die regel-

recht verwees naar Kants Kritik der reinen Vernunft. Kant wilde met zijn transcen-

dentaal-kritisch onderzoek de voorwaarden en grenzen van het theoretisch denken

vaststellen. O m d a t hij het denken zelf niet tot een kritisch probleem had gemaakt,

wilde D o o y e w e e r d k o m e n tot een meer fundamenteel transcendentaal onderzoek.

In De wijsbegeerte der wetsidee had Dooyeweerd uiteengezet dat het aanvaarden van

de zogeheten autonomie van het denken berust op een dogmatische stellingname.

Volgens hem was het denken een functie van het menselijk bestaan; het zou een ui-

ting zijn van iemands levensrichting en derhalve van voortheoretische vooronder-

stellingen. In de Engelse editie van zijn werk noemde Dooyeweerd deze kritiek op

het dogma van de autonomie van het denken de eerste weg van zijn transcendentale

kritiek. Hij voegde er een tweede weg aan toe. Onder deze tweede weg van de trans-

cendentale kritiek verstond hij 'een kritisch onderzoek (geen enkel zogenaamd theo-

retisch axioma ontziend) naar de algemeen geldige voorwaarden die de theoretische

denkhouding eerst mogelijk maken en die door de immanente structuur van dat den-

ken zelf worden geëist'.'^ Om het radicale van deze transcendentale kritiek te verdui-

delijken, stelde hij drie fundamentele vragen aan de orde.

De eerste vraag ging over de relatie tussen het theoretisch denken en de alledaagse

werkelijkheid: wat gebeurt er als wij theoretisch denken? Dooyeweerds antwoord

was dat de mens dan zijn logisch-analytische functie richt op een bepaald probleem

dat uit de integrale samenhang van verschijnselen wordt getild. Met behulp van het

logisch-analytisch denken maakt de mens dan iets tot een probleem dat zelf tot een

niet-logisch terrein van de werkelijkheid behoort. De tweede vraag was dan ook: hoe

kan er een verbinding of synthese tot stand komen (en wat is de aard van deze verbin-

ding) tussen enderzijds het logisch-analytisch denken en anderzijds het (psychisch,

sociaal of economisch) probleem dat van niet-logische aard is? Indien het uitgangs-

punt voor deze verbinding zou worden gezocht in het logisch denken, dan kon men

gemakkelijk in een logicisme terechtkomen, en indien het werd gezocht in het niet-

logische dan dreigde het gevaar van eenzijdige psychologistische, sociologistische of

economistische benaderingen van de werkelijkheid. Zou er een archimedisch punt

gevonden kunnen worden dat als uitgangspunt kon dienen voor een verbinding tus-

sen het logisch denken enerzijds en problemen die tot niet-logische gebieden van de

werkelijkheid behoren anderzijds? De derde vraag was vervolgens of het zoeken

naar dat archimedisch punt buiten het ik van de existentie van de mens om kon gaan.

Moest de mens niet eerst tot zelfreflectie komen en tot een reflectie op zijn plaats in

de wereld? Bij deze filosofische vraag aangekomen, verwees Dooyeweerd naar het

hart als het centrum van het menselijk bestaan. In zijn hart zou de mens niet een filo-

sofische, maar een religieuze keus maken omtrent zijn plaats in de wereld en zijn le-

vensrichting. Wanneer men het antwoord op de vraag naar deze keus had gevonden,

dan kon men komen tot het ontdekken van de ware uitgangspunten van de verschil-

6 Dooyeweerd, A New Critique, vol. I, p. 37.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 143

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's