GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De beteekenis van de omwenteling van 1795 - pagina 9

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beteekenis van de omwenteling van 1795 - pagina 9

Rede uitgesproken op den 46sten Dies Natalis der Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

7 1840, Volgens hem ,,was en bleef de omwenteling, hoewel ze nationaal heette, de triumf eener door Fransche troepen overmagtige partij." ^) Om te kunnen bouwen, achtte deze het noodig, alle overblijfselen op te ruimen van vroegere instellingen, die aan haar theoretisch bestek hinderlijk konden zijn. Dit bestek ontleende ze aan de beginselen, die in de groote Fransche omwenteling tot heerschappij waren gekomen en hun oorsprong namen in ongeloof, in de verwerping van den levenden God. Groen heeft aan 1795 breede beschouwingen gewijd, maar het is opmerkelijk, dat hij er, behalve dan in zijn Handboek, zeer weinig over geschreven heeft. Hoe vaak hij ook over de Revolutie schrijft, naar uitlatingen over onze Revolutie moet men zoeken. De verklaring ligt voor de hand: het was de neiging van zijn geest allereerst te letten op beginselen, en waar nu zijns inziens de beginselen der Bataafsche omwenteling geen andere waren dan die van de Fransche, daar spreekt het van zelf, dat hij 1789 veel vaker noemt dan 1795. Ook in „Ongeloof en Revolutie", een werk, in dezen zelfden tijd ontstaan, zegt hij van onze omwenteling slechts weinig, maar wel is daarin de uitlating te vinden, dat het te bezien zou staan, of, zoo de voortzetting van het vergevorderde werk niet door de Franschen belet ware, ook wij niet onzen Robespierre en onzen St. Just aan het roer van Staat zouden gezien hebben, ^) Groot was de verontwaardiging hierover van den Utrechtschen hoogleeraar Vreede, die zich sterk maakte, ,,dat dit vermoeden, zoo eervol voor de Fransche als onteerend voor de Nederlandsche bewindvoerders, gewis eenmaal door den heer Groen van Prinsterer zelven, als van genoegzamen grond ontbloot, verworpen zal worden." ^) Bij den kleinzoon van den feilen Unitaris Pieter Vreede vinden we een heel andere beschouwing dan bij Groen. Erkent deze wel, dat in het oordeel ook een zegen lag, Vreede roemt in de weldaden der Revolutie. In zijn twee Bijdragen tot de geschiedenis der omwenteling van 1795—'98 (1847, 1851), die hun waarde nog niet geheel en al hebben verloren, oefent hij wel I critiek, maar in het algemeen toont hij er zich zeer mee inge\ nomen. Hetzelfde kan ook getuigd worden van De Bosch Kemper, die ') =) 3)

p. 693. cf. uitg. Van Malsen, p. 387. Bijdragen, 1ste Stuk, Inleiding, p, VI.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1926

Rectorale redes | 46 Pagina's

De beteekenis van de omwenteling van 1795 - pagina 9

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1926

Rectorale redes | 46 Pagina's