GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In Se school der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In Se school der wijsbegeerte.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De nieuwe wijsbegeerte en de nieuwe cultuur.

De zoogenaamde wedergeboorte van de wijsbegeerte bestaat dus eigenlijk in de nieuwe instel-Hng van den modernen mensch op de weriiieiijkheid.

Hij richt niet enkel zijn naakte verstand, maai zijn heele ziel, op hetgeen hij wil leeren kennen, en dit voorwerp^ van fcennis is niet alleen de zintuigelijk-waarneembare en verstandelijk'-kenbai-e wereld, maar het Ie v-en met al zijn ondoorgrondelijfcheden en „onmogelijkheden".

Door deze nieuwe instelling verbreedt de filosofie zich naar twee klanten, naaf het onderwerp en naar het voorwerp van het denk'en.

De beteekenis van de levensfilosofie, in het bijzonder van Bergson's filosofie, bestaat niet zoo-, zeer in de nieuwe veroveringen, die door haar gemaakt zijn in het rijk der waairheid (want die zijn ook hier povertjes), maar in het nieuwe wapen, dat in den strijd wordt gebruikt.

Men kan het gebruiken van d© intuïtie, de sympathie, en in het algemeen v'an de liefde, 'als orgaair om de dingen wijsgeerig meester te worden, vergelijken met de ontdekking en toepassing van het vliegtuig in den oorlog. W.anneeithans een Nederlandsch officier met zijn troep op expeditie moet in de binnenlanden van Sumatra of Borneo, en hij beschikt over eenige vliegtuigen, dan is daarmede het karaikter van den strijd veranderd, en zijn 'de overwinningsKansen in niet geringe mate verbeterd. Een nieuw strijdmiddel kan meer beteekenis hebben dan het aantal, of de intelligentie, of de dapiperheid, v^an de soldaten.

Nu past het zeker met het proklameeren van de nieuwe vinding op het gebied der wijsbegeerte bescheiden en voorzichtig te zijn.

De moderne profeet der intuïtie stelle zich niet aan, , alsof het orgaan, dat hij in gebruik heeft genomen, tevoren heelemaal buiten werking stond of aan de aandacht der vroegere wijsgeeren geheel zou §ijn ontsnapt.

Zóó staat de zaak niet.

Reeds Plato leerde, dat de ideeën en Aristoteles dat „de laatste beginselen", slechts kenbaar zijn door de intuïtie of geestelijke aanschouwing. Ja, zou het mogelijk zijn één filosoof te noemen, die het verstandelijk denken als middel tot ontdeklcing van wijsheid, enkel en alleen als onderscheidend of logisch denken .heeft opigevat?

Maar onder dit voorbehoud k^n men zeggen, dat de nieuwe filosofie werkelijk iets nieuws heeft gepresteerd.

Het accent, de nadruk, de houding, de waardeering, inzake het gebruik der zielsorganen is anders geworden, ruimer, nuchterder en misschien ook teederder.

En dan is er ook een. wijziging gekomen in het voorwerp van het wijsgeerig onderzoek.

Weliswaar heeft de wijsbegeerte theoretisch nooit eenig veld van de werkelijkheid, geen schuilhoekje zelfs van het heelal, uitgesloten uit de sfeer van haar belangstelling. Maar de ervaring leert, dat elke filosofie, en ook elk tijdperk vaai filosofie, eenzijdig is in het kiezen van het voorwerp van onderzoek. De filosofie kan zich, ook in dit opzicht, niet onttrekken aan een modieuse tijdstrooming, en ondergaat den invloed van den „geest der eeuw". In den tijd van de overheersching van het materialisme was feitelijk' de natuur, als wereld van verschijnselen, het troetelkind der wijsbegeerte, en verder „bestond" er voor haar niets. Het terrein der metafysica liet men over aan de "theologen en.... de droomersl

Maar nu de rationalistische instelling heeft plaats gemaakt voor de zielkundige, heeft de wijsbegeerte haar vleugelen uitgeslagen ook' over de wereld van het verborgene, en w.aagt de wijsgeer het om aan te kloppen aan de geheime deuren van den tempel des levens. Kant decreteerde de onkenbaarheid van het ding-op-zichzelf. De moderne filosoof heeft weer hoop' het langs andere wegen te benaderen.

Er is geen enkel terrein, waarvoor de nieuwe wijsbegeerte zich niet interesseert. Zij bemoeit zich met de natuur als het wetmatige leven, maar ook met de geschiedenis, waar het enkele en persoonlijke regeert; met de exacte wetenschappen en met de mystieke religies; met de logische wis-' kunde en met de scheppende kunst; in één woord, de heele cultuur, als levensverschijnsel, biedt haar de stof tot op-bouw vair ha; ar wereldbeschouwing.

De scheppende macht Van het leven ontplooit hare wonderen o.a. ook in de samenleving der menschen, ^ in het natuurlijk organisme van rassen en volken, en in de opzettelijke structuur van maatschappijen en staten. Maatschappij en staat behooren dus ook tot de openbaring van het leven. Wlat de bij en de mier instinctief doen, in het stichten van hun huizen en nesten, doet de mensch bewust en intuïtief door het scheppen van zijn sociale en politieke organisaties. Deze organisaties beschouwt de wijsgeer als organismen. Tröltsch sprak zelfs van een „Schicksal" of predestinatie, die het persoonlijke leven en de Samenleving beheerscht.

Nog sterker spreekt het vitale element in het leven der rassen. Houston Chamberlain geeft in zijn beroemd boek „Grundlagen des 19 Jahrhunderts", een schitterende proey'e van rassenfilosofie, waarin hij de Germanen aanwijst als de eigenlijke scheppers en dragers der moderne cultuur. Nog meer opgang maakte OttoSpengler met h N t i d D zijn superieur, periode-schep'pend, werk: „Der üntergang des Abendlandes" (De VerkWijning van het Westen). Deze eminente, oorspronkelijke, denker overziet het heele veld der wereldgeschiedenis, en • tracht de levens wetten aan te wijzen volgens welke de verschillende culturen ontstaan, zich ontwikkelen en sterven. Hij beschouwt'de cultuur als levende organismen, als metafysische wezens, die, evenals menschen en planten, hun tijd hebben van bloeien en vergaan; om met Bilderdijk te spreken: van blinken en verzinken! In tegenstelling met den ouden evolutiedroomer der nataurwetenschap, die in de heele wereldgeschiedenis de opwaartsche lijn als de heerschende lijn aanwijst, proklameert Spengler de nuchtere leer van de sterfelijkheid der cultuur, en wijst de onmiskenbare sporen van haar onverbiddelijke seniele laftakeling aan.

Het zou, ter karakteriseering van de beteekenis der moderne wijsbegeerte, de moeite waard zijn de sporen van haar invloed aan te wijzen oo'k in de belangwekkende wereld van de kunst, speciaal van de letterkunde. Het expressionisme (de kunst als uitdrukking van het innerlijke) in de schilderkunst is feitelijk een gevolg van de overwinning van het persoonlijke op het bloot natuurlijke, van het metafysische en mysterieuse op' het meer verstandelijke en weünatige, dat in de vroegere school den toon aangaf.

En welk een verbazingwekkende evolutie heeft de literaire kunst in de laatste kwarteeuw dóórgemaakt!

In stee van het naakte naturalisme en realisme, deed de romantiek weer alom zegevierend haar intocht. Terwijl het ideaal van de Tachtigers en hun school bestond in de gevoelige reproductie van het zuiver natuurlijke, is bij de jongeren weer ontwaakt de dorst naar het mysterie, het verlangen om te grijpen het onbegrijpelij'ke, dat onder de gedaante der natuur verborgen ligt. En in dat tasten naar het metafysische wil de kunstenaar ook , aan den metafysischen opbouw van zijn eigen persooailijkheid werken. Hij weigert langer te zijh een artistiek! herschepper van de natuur, hij verlangt schepper van het persoonlijke te zijn.

Op een paar sprekende Voorbeelden willen wij wijzen, op twee mode-schrijvers, die in den laatsten tijd ook in ons Holland vel'e harten gewoimen hebben.

De eerste is Graf Hermann Keyserling met zijn fijnzinnig boe'k: „Das Reisetagebuch eines Philosophen", dat nu pas bij de Hollandia-drukkerij' in Baam in vertaling verschenen is, onder den titel: „Het reisdagboek van een filosoof". Het is ons eigenlijk' onverklaarbaar, waarom men een dergelijk werk vertaalt. Voor hen, die geen Duitsch kunnen lezen, zal dit boek zeer waarschijnlijk óók in het HoUandsch onleesbaar zijn. Maar goed, men heeft het gewaagd dit (in dubbelen zin) zwaarwichtige boek in Nederlandsche Vertaling te verspreiden en het bewijst, dat men hier te doen heeft met een hoogst belangrijk cultuurverschijnsel.

Keyserling is het echte typte Van een modern filosoof. Hij stelt als doel van de wijsbegeerte de ware verhouding te vinden tusschen het reëele (let wel, op dit woord komt het aan!) zelf en de reëele buitenwereld. Het grootste deel van zijn leven heeft hij besteed aan de kweeking van. wat hij zijn geestes-en zielenlij'f noemt, om daarna zich die veroverde „Bildung" toe te eigenen door het wereldleven op-hem te laten inwerken. Daartoe deed hij een reis om de wereld, niet als een Lissone-kuddedier met een Baedeker in de hand, maar a, ls een filosoof, die de wereld van den geestelijken kant aanvat. Achter de verschijnselen en gestalten zoekt hij den zin der wereld, en tracht daardoor den zin te verstaan van zijn eigen leven. Vooral het cultuurleven der Oostersche volken, met zijn mystieken ondergrond en onbewuste schoonheid, biedt hem de gelegenheden tot zelfbespiegeling en, wat hij noemt, zelfverwerkelijking. De vergelijking met de Westersche cultuur valt telkens in het nadeel der laatste uit, omdat de M^estersche beschaving veelal de vitale elementen in het menschelijk'e leven onderdrukt en buiten werking stelt. In Darmstadt heeft - Keyserling, Nov. 1923, een „School der Wijsheid" gesticht, niet zoozeer als leer-ak'ademie, maar meer als een „strategisch hoofdkwartier", dat ten doel heeft den stoot te geven tot een vernieuwing des levens van den geest uit! Keyserling wil geen discipelen kweeken, maar de menschen leeren de diepten van hun eigen zialeleven te vinden.

Niet minder dan Keyserling is Waldemar o n s e 1 s een vertegenwoordiger en leider der moderne menschheid geworden, vooral omdat hij, eer nóg dan Keyserling, een literator en dichter s, die door de massa begrepen (althans geleen!) wordt. Zijn poëtische scheppingen, „Himelsvolk", „Biene Maja", „Indiënfalirt", „Mench en wege", hebben, ook in Nederlandsche vertaing, bij onze z.g. intellectueelen een luisterend art gevonden. En, werkelijk, hij verdient aandacht. egatief gezegd, is zijn filosofie het rechtstreek'sche egendeel van het materialisme, naturalisme, en ntellectualisme.

Een duidelijke en principiëele beschouwing over e bedoeling en beteekienis' Van Bonsels' werk gaf r Schreiner in de Januari-afleVering van „De

Stemmen des Tijds" (1924), onder den titel: „Religie en Ethieli in de wereldbeschouwing van Waldemar Bonsels". Men verzuime niet van dit artik'el over den „ongektoonden koning der jongeren" kennis te nemen.

Bonsels' filosofie is heel eenvoudig. Het rijk.der geestelijke waarden stelt hij tegenover het rijk van de uiterlijke waarden der moderne cultuur, en de weg tot het benaderen van deze werkelijke wa; a, rden is voor hem niet de weg van het denkend verstand, maar van de intuïtieve a, anschouwing, welke orgaan is van de liefde. De liefde is hem daarop „de oplossing van het groote wereldconflict", omdat de liefde, als één groote stroom, alle kosmische leven verbindt. In-dien weg. nadert de mensch ook tot God, die de hoogste openbaringsvorm der liefde is.

Op zichzelf zijn deze gedachten niet nieuw, maar toch maken zij den indruk v; an het reformatorischnieuwe door de zeer eigene, gevoelige en dichterlijk-schoone taal, waarvan Bonsels de meester is.

En zeer zeker is ook de religieuse toon, die door zijn werken heenklinkt, oorzaak, dat de moderne mensch naar profeten als Bonsels gretig luistert.

Dr Schreiner bewijst in zijn nuchtere kritiek de voosheid en tweeslachtigheid van Bonsels' religieuse beschouwing, en laat zien, dat zijn, najaj? het christendom zweemende, godsdienst in den grond niets anders is als een mystieke na.tuurreligie m.et een sterk' zinnelijken' inslag.

Maar het moegedachte en in, de cultuur teleurgestelde kind dezer eeuw merkt de onwaarachtige kern in het fijn mystieke omhulsel niet.

Het is hem genoeg een rustpunt te vinden met zijn hart in hét heelal, genietend van de illusie, dat hij rust gevonden heeft in God.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

In Se school der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1924

De Reformatie | 8 Pagina's