GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE BUITENLANDSCHE KERKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE BUITENLANDSCHE KERKEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een Amerikaanscbe Synode in zitting.

IV.

De Wezeman-zaak. In onze laatste bijdrage voor „De Reformatie" maakten wij melding van ons plan om nog een artikel te schrijven over de zoogenaamde „Wezeman-zaak". Reeds driemaal in de geschiedenis der Christian Reformed Church waren er, wat men in het Engelsch noemt: „Heresy trials", of ketterij-processen. De eerste van die betrof Dr H, Bultema, beschuldigd van afwijkingen op twee punten in zijn premillennialisitische leer. Het gold in zijn geding het Koningschap van Jezus en de eenheid van het volk Gods van het Oude en het Nieuwe Testament.

Later kwam er een dergelijke „trial" op betreffende een der Professoren, destijds verbon'den aan Calvin Seminary len ook van moderinisüsche leer beschuldigd.

Het derde „heresy trial" gold den bekenden Ds H. Hoeksema, en diens leer omtrent de algeimeene genade. De Synode poneerde destijids drie steUtngen die zeker ook aan het „Reformatie"^ publiek wel bekend zijn, zoodat ik daar nu niet) op in ga.

In al de bovengenoemde „heresy trials" weigerde men zich te onderwerpen aan de uitspraak der Synode, wat natuurlijk in die gevallen op scheuring uiüiep. Hoe zou het nu gaan in betrekking tot Dr Wezeman? Er was heel wat gebed omdat er zeer veel op het sipel stond. Met name in de wereldstad Chicago waar de situatie bij velen onzes volks „tense" was.

Voor hen in Nederland, die dat niet mogen weten, zij kortelijk gesommeerd, dat de boven genoemde zaak opkwam door beschuldiging, dat het hoofd van een onzer inrichtingen voor mid^ delbaar christelijk onderwijs in Chicago, modernistische stellingen leerde. Dat hoofd is Dr. F. H. Wezeman, die nadat hij gradueerde als advocaat, candidaat werd in de theologie, en daarna geordend als predikant, en dienst deed in verband met de destijds bestaande inrichting voor middelbaar onderwijs te Grundy Center, lowa. Vandaar ging hij naar Chicago, waar hij het hoofd werd van de reeds genoemde inrichting, die onder hem zeer opbloeide.

De Synode van 1936 benoemde eene commissie om de Classis waaronder Dr. Wezeman ressorteerde, bij te staan in het onderzoek van zijjne leer, zooals vervat in zekere „Notes", die hij geprepareerd had voor zijne schoheren. Die Notes waren heel uitgebreid; naar onze meenüig veel te uitgebreid, voor jongens en meisjes die ©en inrichting van middelbaar onderwijs bezochten. Maar dat doet hier niets ter zake.

Wat beschuldigingen uitlokte was, dat er in die „Notes" allerlei elementen waren, die stren den met onze Gereformeerde Belijdenis. Na nauwn keurig, en naar wij overtuigd zijn, onpartijdig, onderzoek door een bevoegde commissie, waaronder twee hoogleeraren van Calvin Seminary; , werden vier punten van beschulidiging voor de Synode gelegd. Het eerste punt was, dat de Notes eene valsche evolutionistische beschouwing bevatten van de ontwikkeling van de openbaring en van den godsdienst van het oude Israël.

Dat bleek — we geven hier de vertaling vam Ds H. Keegstra in „De Wlachter" — allereerst omtrent Dr. Wezemans leer omtrent „de godheid van Yahweh". Hij leerde:

„In de dagen van Amos hield het volk Yahweh als één van de vele goden. Hoewel ze geloofden, dat Hij de ware God van Israël was, erkenden ze ook Bel en Nabu als goden van de Babyloniërs; Chemosch als de god der Moabieten; Dagon als de god der Filistijnen; enz. Natuurlijk, een getrouw onderdaan van Yahweh was niet verondersteld eenige dier vreemde goden te vereeren, maar de vroege Hebreërs waren vast overtuigd, dat ze in die landen woonden, gelijk Yahweh woonde in Kanaan. Deze vereering van één god, vergezeld van het geloof aan het bestaan van vele goden wordt genoemd „monolatrie".

„Amos' onderricht aangaande Yahweh gaf de nekslag aan de bestaande monolatrie. Indien de centrale kwaliteit van Yahweh gerechtigheid was, dan moest hij alwetend en alomtegenwoordig zijn, om die gerechtigheid te laten gelden. Amos aarzelde niet, om Damascus en Assyrië te begrijpen onder de moreele jurisdictie van Yahweh. In de eerste hoofdstukken van zijn boek zag Amos al de volken rondom Palestina onderworpen aan dezelfde straf door het recht en de gerechtigheid door Yahweh geboden, te schenden. Bovendien, de oneenzij digheid van Yahweh aanduidende, was het ook Amos' geloof, dat de moreele wil van Yahweh eindelijk de plaats van de wil aller andere goden had ingenomen. Yahweh is meer dan slechts één der goden — hij is de hoogste god. Hij is niet slechts nationaal, maar God in den zin als wij dit nu verstaan. Deze idee is uitgedrukt in den naam „God der heirscharen". Het had betrekking op het heelal dat Yahweh had geschapen en waarover hij regeerde. (Zie Amos IV, 13). Met dezen stap was het ethische monotheïsme bereikt."

Bovenstaande werd terecht verklaard te zijn in trijd met Art. 3 van onze Bielijdenis, Heidelb. Cat., vraag 19, en met de Schrift.

Ten tweede gaven de „Notes" blijken .van ©en aturalistische beschouwing van de openbaring.

Zoo werd geleerd door Dr Wezeman: „Het schijnt, alsof het doel van God, geestelijk medegedeeld aan den profeet, door zijne verbeeldingskracht is overgezet in deze symbolische figuren, en alleen dan is zijn toepassing op actueele aangelegenheden te begrijpen. Dit proces behoort blijkbaar tot het type van geesten (mind) die allereerst denken in beelden (pictures), gelijk gezegd wordt dat scheppende geesten vaak doen. Vooral wanneer het subject is van groote maar onduidelijke beweging in den geest des menschen of van gebeurtenissen, die ver in de toekomst liggen, kunnen we verstaan, waarom een symbool het eenige voertuig is voor de ontvangst maar ook voor de uitdrukking van de boodschap."

In deze passage maakt Dr Wezeman het vizioen, dat één van de voornaamste middelen der openbaring is, het product van den profeet.

„Hij (Amos) deed de waarheid van zijne beweringen niet berusten op wonderen, noch op een boek, maar op geweten en geschiedenis. Hij was één van de eersten, die ontdekte, dat Gods gunst beteekent tucht voor dienst, niet het gemak in voorspoed".

Doch er werd terecht geconstateerd door de bovenbedoelde Commissie, dat Amos deze bijzondere verzekering deed berusten op „Zoo zegt de Heere", hetgeen duidelijk blijkt uit Amos 5:16: „Daarom zoo zegt Jehova, de God der heirscharen, de Heere".

Dr Wezemans leer is dus in strijd met Art. 3 onzer belijdenis en andere uitspraken uit de profetie van Amos.

In de derde plaats waren erf in de Notes pasisages gevonden inhoudende voorstelHngen in tegenspraak met het Gereformeerd geloof in de inspiratie der H. Schrift. O.a. leerde hij, dat de instelling van den Grooten Verzoendag post-Mozaïsch was.

In betrekking tot dit pxint werd aangetoond, dat Dr Wezemans voorstellingen streden met Art. V en Art. VII onzer Belijdenis.

Een vierde soort passages werd genoemd als Mijken gevend van ethische voorstellingen van den weg der zaligheid en ©en correspondeerenide verklaring van het kruis, welke erg defectief en eenzijdig zijn en als zoodanig niet in overeen^ stemming met onze Belijdenisschriften 'en' de Schrift.

Dr Wezeman diende een verklaring en verdediging in eindigende met de woorden:

„Broeders, ik heb mijne eerlijke en openhartige reactie gegeven op de artikelen in het synodale rapport vervat. De Synodale Commissie is van oordeel, dat ik valsche leering onderwezen heb. Als ik denk aan de definitie van valsche leer, zooals gegeven door Dr Herman Bavinck in zijn Geref. Dogm., Me uitgaaf, deel IV, p. 347, en aanvaard door Joh. Jansen in zijn „De Kerkenordening", p. 338, dan kan ik niet toestemmen. Dan moet ik herhalen, dat ik geen valsche leer onderwezen heb.

Echter, de vertolking der Synodale Commissie van valsche leer is blijkbaar anders. Zij zeggen, Agenda, p. 66, „Valsche leeringen zijn onderwijzingen, die ingaan tegen den Bijbel en onze belijdenisschriften. De onderwijzing van valsche leer behoeft niet noodzakelijk opzettelijk en overwogen te zijn, maar kan ook onopzettelijk wezen. Echter het ééne type gaat gemakkelijk in het andere over, wanneer vastgehouden wordt, nadat de foutieve leeringen zijn aangewezen."

Met de reservatie, dat mijne onderwijzing van de gecritiseerde passages niet opzettelijk en overwogen was, maar onopzettelijk, kan ik instemmen met het oordeel van de Commissie, dat hunne definitie van toepassing is op sommige van de passages in mijn notes en daarmede tot de onderwijzing van valsche leer stelt. Dit betreur ik ten diepste. Ik verwerp (repudiate) wat in de notes onvereenigbaar is met Schrift en Belijdenisschriften. Ik vertrouw, dat deze verklaring den weg zal openen voor eene finale vereffening. Met eerbied onderworpen,

(was geteekend) F. H. WEZEMAN."

We laten nu verder „De Wlachter" spreken.

, Na deze verdediging en openhartige verklaring van Dr Wezeman gehoord te hebben, stond de Synode ten slotte voor het gewichtige oogenblik van de eind-beslissing. De groote belangrijkheid daarvan werd door allen beseft. Men gevoelde behoefte aan het gebed, aleer men Dr Wezeman zich liet afzonderen, om zijn beslissend antwoord op te stellen en aan de Synode mede te deelen. Op gepaste wijze ging de president de vergadering vóór in gebed. Daarna verwijderde Dr Wezeman zich, om zijn beslissend antwoord voor te bereiden.

Na eenigen tijd keerde hij terug en las het volgende antwoord voor:

„EerwaardeBroeders, Ik heb uwe communicatie ontvangen. Het feit is u bekend, dat ik herhaaldelijk heb verklaard, dat mijn vele „Bible Courses" eenige weinige verklaringen bevatten, die verkeerd zijn. De Synode veroordeelt deze passages. Ik onderschrijf het oordeel, door de Synode over deze passages geveld en verwerp hiermede net onderwijs, daarin veroordeeld, als zijnde in tegenspraak met het Woord van God en de Belijdenis.^^

(Was geteekend) F. H. WEZEMAN.

Met vijftig stemmen vóór en vier tegen viferd dit antwoord als bevredigend door de Synode aanvaard.

Daar was groote blijdschap en hartelijke dankbaarheid, die zich uitte in het zingen van de doxology of lofzang: : „Praise God from whom all blessings flow!"

Dat is zeker naar We hopen het einde van de zaak, en wij kunnen de artikelen voor „De Reformatie" over eene Amierikaansche Synode besluiten met een dankbaar hart dat liet den Koning der Kerk behaagd heeft"om de broederen in staat te stellen om de zaak, die veel zorg veirwekte, tot een bevredigend einde te brengen en ditmaal scheuring te voorkomen.

Het plan is om het volgende jaar wedeirom te vergaderen in Grand RapidS en wel opi 8 Juni 1938, met Sherman Street als roepende kerk. Wij hopen, dat ler alsdan een vertegenwoordigeir der Gerei' Kerken in Nederland aanwezig zal zijn, om meti ons, zoo de Heere wil, allerlei zaken tot beslis: -" sing te brengen. Onder andere zal daar mogelijkerwijze een voorstel komen om dan arbeid in dien Soedan, begonnen door wijlen Miss Jofhanna Veenslra, over te nemen.

Evenzeer zal er gesproken worden over een plan om arbeid te hervatten onder de Mormonen in den Staat Utah.

Grand Rapids, Mich. JuU 1937.

HENRY BEETS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE BUITENLANDSCHE KERKEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's