GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bijbelscbe Zeevaart.

II.

Onder Cyprus been.

Hun verblijf Ie Sidon — de eerste haven na het vertrek van Cesarea — is slechts kwt gewieest Waarschijnlijk zijn ze daar in den morgen aangekomen en dien zelfden avond' nog — begunvstigd door den periodieken landwind — vertrokken. Haven van bestemming is Myra, gelegen aan de Andrahi-rivier, twee mijl het land in. Maan „omdat de winden ons tegen waren" (vers 4) zijn ze gedwongen be-oosten Cyprus langs te gaan.

Wanneer men de kaart raadpleegt — een goede voorstelling van deze dingen kan men niet Icrijgen zonder de kaart te bestudeeren — zal men zien, dat Myra in Lydë ongeveer noord-west van Sidon lag. Een afstand — bewesten Cyprus gemeten — van ruim 300 mijl (1 mijl = 1852 Ml). Bij igunstigen wind en behouden vaart van vijf mijl per uur, zou de overtocht in drie dagen volbracht , zijn. Het was echter westewind. En voor een zeilschip van die dagen onmogelijk om bij westewind een noordelijken koers te sturen. Waren ze van Klein-Azië gekomen — zooials in Hand. 21:3 het geval was — ze zouden er voordeel bijl hebben gehad bewesten Cyprus te varen, maar thans zijn ze genoodzaakt een langeren weg te kiezen.

Ze zetten nu koers op kaap Andreas, de noordoostelijke punt van Cyprus. Het is nog zomer als ze op reis gaan. Volgens Ramsay i) zou dte datum van vertrek uit Cesarea 17 Aug. van het jaar 59 geweest zijn. „En des anderen daags kwamen wij aan te Sidon" (vers 3).

Wanneer Lucas ons niet anders mededeelde dan 'dat ze „onder Cyprus langs" gaan, zouden we nimmer geweten hebben of ze bewesten dan wel beoosten genoemd eiland voeren. (Prof. de Zwaan vertaalt vers 4: „achter Cyprus langs" ^).) Want „onder langs" zegt nog niets van den koers dien ze gestuurd hebben. Het zegt alleen, dat ze vlaki langs hedoeld .eiland gegaan zijn.

„Onder" de kust varen is iets anders dan „tin lij" van de kust. Dit laatste kan men doen, terwijl men nog „uit" den wal is, op bepaalden afstand van het land. Ik maak deze opmerking omdat .de Oxford-Bible hier leest: „in the lee of Cyprus".

Zooals bekend, is lij hel tegengestelde van loef. Loef is de windkant, Uj de stille zijde.

W'anneer men in lij van ieta vaa: rt, dan is dat om beschutting te zoeken. Die beschutüng is reedB .merkbaar zoodra men b.v. uit open zee tusschen eilanden komt, al liggen ze ook nog op behoorlijken afstand van het schip verwijderd. De wind is dan niet zoo hevig en als vanzelf is de zee rustiger. De uitdrukking „onder Cyprus heen" is ontleend aan de navigatie met zeilschepen. Bij de stoomvaart is de beteekenis ervan meer verloren gegaan. Wel beslaat ze nog in den term „Onder

de kust ankeren". D.w.z. vlak onder, in de nabijlieid van de kust ten anker gaan.

„Onder langs" is dus een aanwijzing die de Slaten-vertalers goed verstonden. Het is een lezing die nautisch bekeken juister is dan „in the lee of'. En die ook blijkens het grondwoord — hypopléoo — gehandhaafd kan bUjven.

Het voorzetsel „onder" komt op drie plaatsen in dit hoofdstuk voor. N.l. in vers 4: onder Cyprus; vers 7: onder CreLa en vers 16: oiider Clauda. Volgens Zalm 5) is hypodraraontes in vers 16 van gelijke beteekenis (ahnlich) als hypepleusamen in de verzen 4 en 7. Zahn be^ schouwt deze wijze van varen als paralégestai uit vers 8 en 13. Maar „parallel" de kust hou- Üen heeft in de verzen 8 en IS. een andte'irlei reden. Breusing*) onderscheidt hypopléoo en liyperpléoo als de loef of de lij van iets houdfen. Hij noemt ze nautische termen. Men zou ze kunnen vertalen als „beneden en boven den wind".

Lucas zegt niet, hoe lang ze werk hadden naar (Myra. Hij spreekt in vers 4 slechts van tegenwind. In de Grieksche tekst bij Nestle wordt volgens een poot in vers 5 er aan toegevoegd', dat de reis Sydon-Myra 15 dagen zou hebben geduurd. Ook Zalm ^) geeft deze lutvoeriger lezing.

Geeft ons vers 4 geen voldoende inlichtingen over den weg dien zij naar Myra gevolgd zijn, vers 5 helpt ons dienaangaande verder.

„En de zee die langs Cilisië en Pamfylië is, doorgevaren zijnde." Na kaap Andreas zijn ze een westelijken koers gaan sturen. Ze hebben de kust van KÏein-Azië gezocht, langs de provincies Cilicië en Pamfylië, daarbij steeds den vasten wal in het gezicht gehouden.

Prof. de Zwaan maakt de typische opmerking, dat indien Lucas een geboren Anüochiër geweest was'5), het voor hem vanzelfsprekend moest zijn dat ze beoosten Cyprus naar Klein-Azië varen. Er bestaat n.l. een hypoüiese, dat Lucas niet van het Syrisch Antiochië, maar van Philippi in Griekenland afkomstig zou zijn. Wijlen Ds G. Wielenga schrijft in zijn werk „Paulus", dat Lucas met opvallende voorliefde Philippi noemt: „de eerste stad in dit deel van Macedonië^ ©eni kolonie". (Hand. 16:12.) Ds Wietenga onderstelt nu, dat Philippi waarschijnlijk „de vaderstad" van Lucas was').

Maar al was dat niet zoo, al zou Lucas uit Antiochië komen, daai-om behoeft hij nog niet met bijzonderheden van de zeevaart bekend te zijn, hoewel hij in zijn verhaal blijk geeft zich voor de zeevaart sterk te interesseeren. ^)

Een andere merkwaardigheid voor de exegese der eerste verzen is de mededeeling in vers 2: „alzoo wij de plaatsen langs Azië bevaren zouden".

Moeten we hieruit concludeeren, dat ze op reis naar Myra verschillende havens in Azië zijn aangeloopen? De groote kaart achterin „Paulus" van G. Wielenga teekent een route waarbij verschillende havens in Thracië en Pamfylië werden aangedaan. Opvallend alleen is, dat ze niet van Sidon maar van Tyrus uit voeren. Waarschijnlijk is deze route foutief aangegeven. De mededeeling in vers 1 doelt nergens anders op dan, dat het schip zoo noodig verschillende plaatsen zou aandoen. De centurio kon dan uitzien naar een schip dat Osüa tot doel had, waarop* hij zou kxmnen overstappen.

Volgens het verhaal is Myra daarvoor de eerste haven. Lucas deelt ons althans geen andere plaats mee. Indien ze b.v. de belangrijke haven Seleucia aangeloopen hadden, dan was dat zeker door Lucas gemeld.

Met de kustvaart waren de zeelieden ook in die dagen goed bekend. Niet alleen dat ze de kusten kenden. Wisten waar veel water stond Op de hoogte waren van klippen en ondiepten. Maar ook met ©igenschappen van zee en stroomingen, met weersomstandigheden en periodieke winden wisten ze hun voordeel te doen.

In sub-tropische gewesten — waartoe ook de Middellandsche Zee behoort — doet zich in den zomer dagelijks het regelmatig verschijnsel van land- en zeevidnd voor. Om ongeveer 10 uur in den morgen komt een bries vanuit de zee naar ihet land. Deze zeewind is van 12 tot 2 uur het sterkst en gaat na 4 uur n.m. verflauwen. Dan wordt het stil. De zeewind is gaan Uggen. De zon verdwijnt. Temperatuur van land en water nemen af. Deze afkoehng heeft — dank zij het grooler absorbatievermogen van het water — op het land sneller plaats dan op zee. Er ontstaat nu een soort botsing tusschen de temperatuur van den wal en die uit zee. De eerste is uit den aard stei*ker en de landwind slaat door. De koudere luchtstroom van het land heers-cht tot den morgen. Dan rijst de zon weer. Het landi is sneUer verwarmd dan het water. Nu heeffi het omgekeerde plaats. Dfe sterkeore luchtstroom vanuit zee overheerscht die van bet land.

Van dit meteorologisch verschijnsel nu vnsten reeds de zeevaarders uit de Oudheid een dankbaar gebruik te maJken.

Zoo zijn de schepelingen waartoe Pa, ulus be^ hoorde in den morgen — voortgedreven door den zeewind — Sidon. binnen geloopen en 's avonds met behulp van den landwind er uit gegaan.»' In dit verband is b.v. Hand. 16:11 merkwaairdig.

„Van Troas afgevaren zijnde liepen wij recht naar Samotrace en den volgenden dag naar Neapolis."

Naar alle waai-schijnlijkheid zijn ze in den avond van Troas vertrokken met den landwind. Nu naderen ze de loist van Europa. Het is nog naldht als ze bij het eiland Samotrace komen. Ze ankerea en wachten tot de zeewind in den morgen doorfeomt en hen te hulp zal komen naar Neapolis — de voorhaven van Philippi.

Een andere plaats in de Handelingen die hier ook op wijst is hfst. , 20:15:

„Van Mytetene afgescheept zijnde kwamen wij den volgenden dag tegenover Chios en des anderen daags legden wij aan te Samos".

Hieruit Mijkt, dat ze het traject Mytelen©— Samos niet in één etmaal kunnen doen. Een afstand van misschien 100 mijl. Ze varen tusschen Clüos en den vasten wal. Den nacht Mijven ze nog op zee en den volgenden morgen — geholpen door den zeewind — loopen ze SamOiS aan. ,

Wanneer de wind in voÜe zee ongunstig is kan men door dicht langs de kust te varen van land- en zeewind profiteeren. Vooral in den nacht maakte men in de Oudheid graag van den landwind gebruik omdat het de zee vlak maakt. Al5 „bij de winder" hebben de zeelieden kans gCizien de reis voort te zetten.

Nog een ander verschijnsel heelt hen daarbij geholpen.

Wie bedoeleai een driftstrooni die vanuit den Atlantischen Oceaan als bovenstroom de Middellandsche Zee inkomt. Het stuwt voort langs de kusten van Noord-Afrika, Palestina, Syrië, Klein- Azië tot Kaap Chilidonion. Nu zoekt het de volle zee. Het buigt niet met de kust mee. Maar gaatt benoorden Kreta langs tot aan de Spaansche kust. Om vervolgens naar het zuiden door de Straat van Gibraltar als onderstroom den Atlantischen Ooeaaai te bereiken.

Deze stroom nu is voor de opvarenden van het Adramytisch schip van belang geweest. Op sommige gedeelten heeft het een kracht van drie mijl. Mogelijk, dat het bij westewind een vast© gewoonte was op hun reis naar Klein-Azië van Palestina de kust te houden. Door den aanliOiU, - Üenden westewind was de driftstroom des te krachtiger.

Het zoutgehalte der Middellandsche Zee, vooral van 't oostelijk bekken, is hooiger dan dat van den Oceaan. Vandaar dat de stroom als „neer" — op 60 a 100 M. diepte — de Middellandsche Zee verlaat. Dit verschil in zoutgehalte heeft verschillende oorzaken, o.a. de geringe regenval en de groote verdamping in den zomer.

De mededeeling van Lucas „onder Cyprus .heen" bewijst, dat we de zeevaart der Oudheid vooral niet primitief moeten de^nken als het gaat om; de praktische kennis van zee en kusten. Zeker zou geen afdeehng van het Keizerlijke leger zich aan boord' hebben vertrouwd', indien zij' niet van een veiligen overtocht zoo goed als verzekerd was.

W. E. VAN POPTA'.


blz. 68.

2) J. de Zwaan, Tekst en Uitleg, Hand. der Ap., 2e dr., blz. 68.

3) Zahn, Apost. Gesch. II Halfte, S. 830, noot 76.

4) Breusing, Nautik der Alten, S. 155.

5) Zahn, Apost. Gesch., II Halfte, S. 820.

6) J. de Zwaan, Hand. der Ap., blz. 153.

7) G. Wielenga, Paulus, blz. 275.

8) Misschien kan men nog beter zeggen, dat Lucas voor alle dingen die hij onder aanwijzing van den Heiligen Geest beschrijft, belangstelling heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's