GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over „Vorm" en „Inhoud" in Litteratuur.

I.

In een vorig artikel trachtten we te doen ge^voelen, welk - een vertassondte overeenkomst er bestaat tusschen de geesteshouding van den wijsgeer Plotinus en bepaalde kunstzinnige tendentieis van dezen tijd

Wfe lazen in Plotinus' ti-actaat, waafiom hij Ü!e gangbal-6 schoooiheidsopvattLag van zijn eeuw en geslacht als ondteugdelijk verwierpi; een opvattinig, welke de sdhoonheid goeddeels in hatmoküsche m a a t V e r h o u dingen deed opgaan. Hij zelf koos daaWegenoveir bewust zijn standpunt in wat liij „de innerlijke idee" noemde. Kon een men- Bchelijk gezicht niet afwisselend schoon en leelijk zijn, zonde'r dat da maatverhoudingen werden gewijzigd?

Teg'en deze theorie, waarvan we islechts een enkel punt releveeren, brachten we onzes inziens Schriftuurlijke bezwaren in, zonder overigens het op te nemen voor de traditLoneei-Helleensche leer. Plotinus' stofvelrachting was, zoio meenden we, aansprakelijk te stellen voor zijn verheffing der „iiuierlijke idee" ten koste van de „slechts" met het zinlijk orgaan te vinden harimonieën van den vorm. Juist zijn voorbeeld van iliet menschelijk gelaat deed ons lacht geven op tweeërlei schoonheid, die het dragjen kan: een meer uitwendige, plastische, en een meer innerlijke, die van het doorschijnend geestes- en zieleleven. In het schepipingsbestel gepaard, zijn ze uiteengetTokken door den zondeval.

Wat Plotinus betreft, er loopt via den Emgelschen schoonheidstheoreticus Shaftesbury (1671— 1713), met zijn leer van de „inward form", die •aan Plotinus' „innerlijke idee" dtoet denken, ©en verbindingslijn van hem naar Herder, Goethe en dfe Romantiek. Dat de Duitsche „idealistische" wijsbegeerte (men denke bij dit woord aan ideC', tóet aan ideaal), die de menschelijke subjectiviteit in plaats van kennend, scheppend maken wil, gelijkgerichte paden bewandelt, is duidelijk, i) Een nieuwen bloei beleeft de Romantiek, wat ons land betreft, in de dagen van '80 en in onzen tijd.

De kunst die, door dezen geest geïnspireerd, aan de strenge tucht van regel en vorm zich ontworstelt, heeft mien vaak met den naam „Dionysisch" pogen te karakteriseeren, naar den god der ihartstochtelijke ecstase en wilde ongebondenheid, een god die in het Grieksche Pantheon wieinig op zijn plaats schijnt. „Apollinisch" heet daartegenover een kunst, die, meer bedacht op klaarheid en vaste contouren, haar inspiiratie stelt onder ïiet gezag van techniek en vormvereisichten. Enthousiaste vormloosheid uiterst links tegenover kille adoratie van den vorm uiterst rechts. In het algemeen kan men vermoedelijk wel zeggen, dat de Duitsche aard meer neigt tot het linksdh© extremisme. Voor vervallen in het andere ultersite ïoopt de klassieke kunst van Hellas en Rome en de Romaansche eerder gevaar.

Het is ook vooral in Romaansche landen, dat stijlleer en rhetorica nog bloeien in den zin der lantieke tradilie. Een Duitscher schreef eenige jaren geleden, dat „langs den Duitschen weg ©en juist inzicht in de kunst van den litterairen stijl zich niet gemakkelijk laat veroveren". ^)

Het zou aantrekkeUjk zijn het bovenstaande breeder uit te werken en met behulp van voorbeelden te verlevendigen, maar op dit oogenblik houdt iets anders onze aandacht vast Het is dit: al vreezen, we volstrekt niet ernstig misverstand te hebben gewekt met den onbevangen gehaniteerden term „vorm" (gedacht in tegenstellend verband met „inhoudf), er is toch alle reden om de vraag te overwegen, of een - onderscheiding van inhoud en vorm zich voor het rustig overdenken kan rechtvaardigen.

We zijn al een weinig wantrouwig geworden, idoordat in onzen kring herhaaldelijk, en niet zonder goeden grond, bij andere toepassingen van 'dit schema een waarschuwingsbord is geplaatst. Maar afgezien daarvan, èn in den tijd der Romantiek, èn in de dagen van '80 (en daarna) isi op principieele gronden betoogd, dat vorm en •ÏKhoud onlosmakelijk < > én zijn, , zóó dat het gangbaire uiteen houden, c.q. tegenover elkander stellen van die twee allen zin zou missen.

Om een paar namen te noemen: in Frankrijk liet zich V. Hugo in dien geest uit ^); ten onzent Willem KI o os''). Een in de quaes tie indringende beschouwing van hetzelfde standpunt uit geeft W'. P. Ker^).

Als Nederlanders gevoelen we voor de beschouiWingen van Kloos bijzondere belangstelling, temeer, omdat de sentimenten en aspiraties van de z.g.n. „Tachtigers" in zijn proza kristalliseeren tot bewuste theorie. Alle kans, dat dteze zijn stelling een min of meer 'belangrijke paragraaf uit hun code vormt.

Zonder veel poging tot bewijsvoering verklaart hij kort en goed: „Vorm en inhoud zijn één, inzooverre iedere verandering in de woorden ©en geüjk-loopendte wijziging geeft in het beeld of de gedachte, en iedere wijziging in deze een overeenkomstige nuanoeering van de steimming aanduidt."

Wie op het woord „inzooverre" sterken nadruk legt, kan deze uitspraak zóó lezen, dat haar zeer bijzondere beteekenis vervluchtigt. Maar dan vergeet hij, wat KJoos eens schreef over de allerindividueelste expressie van de allerinidividueelste emotie.

We zullen Kloos' gronden zelf moeten vinden in de entourage van dteze plaats en in geheel zijn artistieke houding, ^) Kunst is hem fantasie, passie. Ideeën en overtuigingen mag de didhterl aanhangen en tot uiting brengen, als hij het leven van zijn ziel, uit het Leven geweld, maar op geheel persoonlijke, zeer nauwkeurige wijze objectiveert. Stemming, sentiment, verbeelding van een ziel-in-lichtelaaie is alles. Wat zouden kunst en schoonheid te doen hebben met politiek en zedelijkheid of godsdienstleer?

De wezenlijke kunst kent geenerlei bewuste bedoeüng en staat boven deze dingen, die op zichzelf en op hun plaats niet onbelangrijk behoeven te zijn. De schoonheid echter is het Leven zelf. En zoo is dan ook de kunst haar eigen meesteres; ze bestaat uitsluitend om zichzelve: l'art pour l'art!')

Kunst en zedelijkheid b.v. liggen op geheel verschillend terrein. Het onzedelijke kan een gansch eigen schoonheid bezitten; kunst is nimmer zedelijk of onzedelijk.

Van deze revolutionaire ideeën is Kloos in ons land de voorvechter geworden. De gedachte der ondeelbare echiieid van wat men vroeger als vorm en inhoud placht te ondersoheiden heeft daarin haar eigen plaats.

Immers, nu wordt het zóó: in den dichter leeft een allerpersoonlijkste ontroering, die slechts in een even allerpersoonlijkste expressie gestalte aan kan nemen. Emotie en expressie zijn 's dichtersl uitsluitend eigendom, zoozeer, dat er, als het goed Zou zijn, een individueeie taal noodig was. MeiC een bovenper& oonlijke waarheid heeft dit alles niets uitstaande. Waarheid kan in dezen gedachtengang alleen beteekenen: feilloos zuivere uitbeelding van het leven.

Het is thans niet meer mogelijk sentiiment en texpressie uiteen te houden. Ben wetenschappeUj'ke waarheid of zedekundig voorschrift moge diverse formuleeringen toelaten; hier, op den gewijden grond van het dichterlijk scheppen, bestaat geen objectief gegeven, dat zich onbeschadligd de ©eme formuleering na de andere laat welgevallen. Hier is het veelmeer de om het lichaam vastgegroieide huid.

De kunstenaar qua talis erkent boven zich geen iwetten van moraal of religie. Hij heeft slechts den levensstroom onbelemmerden doorgang te ver- Ischaffen. En mocht die stroom menigen steen van geloof en traditie loswrikken, wat doet het er toe, zoo de schoonheid van het schouwspel er slechts bij wint?

Wat Kloos tot zijn vereeniging van vorm en inhoud brengt, is dtas in wezen de vergodde- 'lijiking van het ongebroken, in ongebreidelde 'schoohheidsdrift Vrijmachtig zieleleven. Het Christendom verfoeit hij dan ook, zooals het slot der Veertien Jaren leert, met dtüvelschen haat. Juist omdat dit een om onzen dood gedoodenj Christus predikt, die op het door Ham verwor-( Ven leven koningsrechten gelden doiet.

„Want het woord Gods is levend en krachtig, ein scherpsnijdender dan eenig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeeling der ziel en des geestes, en der samenvoegselen en des mergs, en is een oordeeler dier gedachten en der overleggingen des harten". 8)

Hiertegen gaat het revolutionair verzet van Ro^ mantiek en '80. Een levend kunstwerk zal men zóó, in zijn levende onaantastbare pracht bewonderend aanvaarden.

Wie daarentegen Gods vlijmscherp Woord als „criticus" hanteert — het woord dat in den aan-

gehaalden texl iriiet „oordeeler" is weergegeven dioor de Statenvertaling — heeft daardoor onderiscbeiden tuss-chen datgene wat onder de Schriftuurlijke normen van waarheid ©n heiligheid valt en het m-eerdere, dat een kunstwerk geeft, tusschen strekking en artistieke bewerking; men kan ook zeggen: tusschen inhoud en vorm.

Omtrent de scheiyte en juistheid dezer laatste termen is hiermede nog, niets gezegd. Zeer wel mogelijk, dat een betere terminologie is te viuiden. Als zooveel m, aar vast staat, dat de samensmeltinig van vorm en inhoud in den geest eener oudere of aüeuwere Romantiek neerkomt op een breuk en boedelscheiding tusschen het schoone aan de ©ene, het ware en het heilige aan de andei^e zijde.

Onder geen omstandigheid mogen we om de stem der schoonheid duidelijk te kunnen hooren de waarheid verzoeken even te zwijgen. Niet, omdat bij noodzakelijkheid van keuze opoffering der schoonheid nuttiger en verstandiger is. Deze voorstelling, in schijn misschien bezonnen en paedagogisch wijs, beteekent in werkelijkheid capituleeren voor het aestheticisme.

Hoe weinig het raadselachtige wezen dier ischoonheid zich aan ons denken prijsgeeft, één dtng weten we, door het geloof, met stelligheid: in 'siHeeren oog vindt welgevallen en is schoon alleen datgene wat uit Hem gevloeid is en wat luistert naar Zijn wet. Daarom staan we zoo Isterk tegenover een overspeligen schoonheidscultus.

Als ons aestheüsch besef maai- zuiver reageerde, wias er geen moeilijkheid. Maar nu onze genegenheden en aesthetische aandoeningen oiibetrouwbaaV zijn, beginnen we in onze litteratuurkiriüek met ons de vraag te stellen: wat is, blijbems zijn Openbaring, het voor ons kenbaar oordeel van den Heere God?

ZoO' bedoeld kan men spreken van een j, inboud", die naast den „vorm" om afzonderlijke beoordeeling vraagt naar de normen van heiligheid en waarheid.

In een slotartikel zien we eenige bezwaren legen dleae termen onder het oog.

R. J. D.

Rectificatie.

In de noten van het slot-artikel over de sociale eithiek van Brunner sloop een kleine vergissing. Daar werd van Kuyper vermeld: De Christus en de sociale nooden, terwijl bedoeld was: Het s.ociaIe vraagstuk en de christelijke religie. Voor zoover de lezers deze verschrijving nog niet merkten, willen zij van deze correctie wel nota nemen. De vindplaatsen blijven dezelfde.

E. D. K.


1) Zie O. IValsel, Gehalt und Gestalt, Potsdam, 1929, blz. 156 en vlg. - -

2) Wahel, a.w. blz. 192.

3) Zie Anihonie Donker, De Episode van de vernieuwing onser Poësie (acad. proefschr.), Utrecht, 1929, blz. 105.

4) Veertien Jaren, dl I, blz. 6.

5) Form and Style in Poetry, ed. by R. W. Chambers, London, 1928.

6) Vergelijk het aangehaalde werk van Anthonie Donker, blz. 104 en vlg.

7) Deze theorie is geboren uit het Romantisch verzet tegen classicistische regelwoede en tegen in den engeren zin des

woords „litteraire" wetten. Daarna moeten de dieper liggende normen het ontgelden en volgt de onttroning van moraal, politiek, wetenschap. Zie het citaat uit Cassagne bij Donker a.w. blz. 104.

8) Hebr. 4:12.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's