GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bijbelscbe Zeevaart.

IV.

Schoone bavens.

De reis met het Alexandrijnsche graanschip ging al niet beter dan de oveirtocht met den Adramyt^ temer.

„En als wij vele dagen langzaam voortvoeren, en nauwelijks tegenover Cnidus gekomen waren, overmits de wind het ons niet toeliet, zoo voeren wij onder Greta heen, tegenover Salmóne" (vers 7).

Af te gaan op den koers die gestuurd werd, hadden ze waarschijnlijk het plan om tusschen Creta .en Griekenland döor te varen en vervolgens koers te zetten naar de Straat van Messina. Mogelijk zouden ze Pyraeus hebben aangeloiopen.

Ze vertrekken van Myira en volgen voorloopig de kust. Langp Patara, tusschen Rhodes en dten vasten wal door, tot Cnidos.

De golfstroom had' hen reeds bij, kaap Cheli, dionion verlaten. Waarsdhijnlijk stonden ook landen zeewind niet meer door, daar het reeds laat in den tijd was. Ze waren dus overgeleverd aan den heerschenden wind. Blijkens den tekst was deze van dien aard, dat ze „langzaam voortvoteren". En nauwelijks tot Cnidos konden komen. Nauwelijks wil zeggen: met moeite. Een zelfde woord dat we eveneens in de verzen 8 en 16 aantreffen.

.Bij Cnidos gekomen veranderen zij van koers. Ze sturen niet meer N.N.W., maar ongerveer Z. ten W. (Zoo nauwkeurig ais wij aangaven, hebben ze niet gestuurd, de „ouden" kenden de tusschenstreken niet.)

Er heeft gedurende het eerste stuk der reisl een noordelijke wind gewaaid, die hen „niet toeliet" verder te varen. Van Cnidos stevenden ze dan ook om de zuid naar Creta. Dwars van dit eiland, nabij 'het voorgebergte van Salmöne, tusschen de oostkust en het eilandje Kaso, hebben ze weer moeite. Ze kunnen nauwelijks (vers 8) (met moeite), kaap Sidero „ronden" i). Een bewijs 'dat toen ineens een harde zuid zuid westelijke wind woei. Langs de zuidkust van Creta loopen ze Schoone Havens binnen.

Schoone Havens is een naam die de Statenvertalers gegeven hebben aan een landingsplaats op de zuidkust van Creta. (Niet op de nooTdjoostkust, zooals Harting in zijn Hiandwoördenboek N. Test. abusievelijk aangeeft.) Men zou het ooik kunnen noemen „Goedereede", hetgeen zoowel door Prof. de Zwaan in „Tekst en Uitleg" als door Prof. van Rhijn^) wordt gebezigd. Luther noemt het heel merkwaardig „Gutfart". Breusing vertaalt evenals de Staten-oveTzetters „Scihönhafen". De Grieksche tekst bij Nestle leest: Kaloüs liménas. De zeilaanwiizingen (The Mediterianean, Pilot Vol. IV, Fifth ed. 1918) noemen het Kalo Llmniones. Een baai, die vol^ns Breusing onder de beschrijving van kusten voor de zeevaart in de Oudheidl, niet voorkomt.

Volgens de meer genoemde „Zeüaanwijzin^n" is Kalo Limniones een kleine baai, 31/2 mijl ten oosten van kaap Littinos (Matala). Naar het oosten ligt het open, gedeeltelijk beschut door twee kleine eüandjes, St. Paul en Megalo-nisi. De baai verdient geen aanbeveling als ankerplaats voioT demi winter. Hoewel het tegenwoordig voor dit doel beter geschikt is dan in de dagen van den apostel Paulus.

Waar dfeze ree onveihg was, hoe heeft men haar daa „Ralos" d.w.z. „schoon" of „goed" kunnen noemen? Barde veronderstelt uit „euphimisti^sche redenen". Redenen die de werkelijkheid vergoeUijken.

Breusing oppert de meening dat de bewoners deze plaats zoo noemden. Dus uit eigenbelang, om het schip bij hen te houden. Pas later, hi'-dfe Middeleenwen zouden monniken uit een naburig klooster den naam Kalo Limniones als öigpnnaam hebben ingevoerd.

Deze laatste verklaring is in strijd' met den tekst. Toen Paulus er kwam was daar „een zekere plaats, genaamd Schoone Havens".

Maar al was ze ongeschikt voor overwinteren, wat uitsluitend te Fenix kon plaats hebben, daarom kon de baai om. haar natuurschoon b.v. nog wei geroemd worden. Ook is het mogelijk dat de naam van zeevaarders ïafkomsüg is, die na maanden reizen aldaar landden, blij een reede bereikt te hebben.

De Romein is er slechts binnen geloopen om te overleggen wat ze verder zullen doen.

„En als veel tijd verloopen, en de vaart nu zorgelijk was, omdat ook de vasten nu voorbij was...." (vers 9).

De reis tot Cnidos had „vele dagen" gekost. En als ze eenmaal op zuid-Creta geankerd liggen is „veel tijd verloopen".

Vers 9 geeft voor het eerst in dit verhaal een tij disbepaling, n.l. de vasten. Met de vasten wordt ongetwijfeld bedoeld de Groote Verzoendag.

Blijkens Leviticus 16:29 en 23:27 was de tiende der zevende maand, de maand Tisri, de dagi van „verootmoediging en verzoening".

Het vermoeden van Bentley (Harting, Handwoordenboek N. T.) als zou voor „Nesteia" (vasten) etésian gelezen moeten worden, heeftgeen grond. De etésian is een noord-oostelijke wind' die üi den archipel veel voorkomt. Men zou dan aldus lezen: „En als veel tijd verloopen en de vaart nu zorgelijk was, omdat ook de etésian nu voorbij was "

De etésian zou hier, volgens Bentley, tijdsbepaling worden. Mijns inziens onjuist. Want waarschijnlijk zouden TheóKlus en de andere lezers aan deze mededoeling niets gehad hebben. Daarv entegen wisten ze wel dat de „nestèla" de groote verzoendag was.

Die viel ongeveer in begin October. De vaart werd' nu „zorgelijk". In 'tgrieksch staat ei^nlijk: onzeker, bedriegelijk, gevaarlijk. Zorgelijk is mooi vertaald. Men spreekt nog van „zorgelijke vaart". D. w.z. een navigatie die zorgen meebrengt Zorgelijk varen wil zeggen dat er meer risicO' aan verbonden is dan anders. En dat risico bestond voor de Romeinen hierin; niet dat het schip onzeewaardig smi zijn of onbestand tegen de winterstormen. Dat is wel anders gebleken. Maar omdat ze den weg. naar Italië niet zouden kunnen vinden. De weinige sterrenbeelden en de zon die eenigszins leiding gaven bij hun plaatsbepalen — hoe primitief ook — waren in het najaar veelal achter wolken. De dagen werden korter en de luchten donker. Deze omstandigheden Kouden voor hen die zich bulten het geziicht van de kust waagden, funest kunnen worden.

Ook met dit vraagstuk zat de leiding aan boord Reeds, enkele dagen lagen ze op de ree. Iedere dag kostte proviand, onderhoud en gage. En met dat al bleef de lading in het schip. En dan een graanlading.

Wat moeten ze doen? Overwinteren? Maar waar? Op dteze ree, die allerminst veilig was? En dan, was er voldoende «Mnkwater? In de oude Zeilaanwijzingen stond daarvan niets vermeld.

Er wordt nu scheepsraad gehouden. Daaraan, nemen deel: da hoofdman, Julius; de stuurman; de schipper; en Paulus.

Uit vers 11 zou men kunnen opmaken, dat slechts deze vier mannen aan de bespreking hebben deelgenomen. Het schijnt dat Julius hierbij de leiding gehad heeft. Een bewijs dat het vraagstuk der gevangenen het belangrijkste was. En eerst daarna schip, lading, passagiers en bemanning, aan de orde kwamen.

Paiüus daarentegen denkt aan alles en allen. Hij adviseert heel merkwaardig. Het schijnt reeds voorop vast te stsfan dat ze daar niet zullen blijven. En nu zegt Paulus niet rechtstreeks: ge moet hier blijven. Dat iaat hij aan de leidiii^ over. "Hij, zegt: „Mannen". (Veel flinker klinkt het dan Luthers vertaling: „Lieber Manner". Renmer^ kend Duitsch.)

„Mannen, ik zie, dat de vaart zal geschieden met hinder en groote schade, niet alleen van de lading en van het schip, maar ook van ons leven."

Het zou roekeloos zijn van Kalo Limniones te vertrekken.

„Doch de hoofdman geloofde meer den stuurman en den schipper, dan hetgeen van Paulus gezegd werd".

Voor stuurman en schipper zou men ook kimnen lezen: kapitein en supercargo. In 't grieksch worden ze genoemd: kubemétes en naukleros. Breusing vertaalt: Schiffer und Schiffsherr.

De Alexandrij'nsdhe giraanschepen behoorden aan het Romeinsche gouvernement. Van een „Schiffsr herr" als particulier reeder kan niet worden gtef^ sproken. Want het Rijli, de Staiat was de directie. De „Classis Alexandrina", waartoe het schip van Paulus behoorde, bestond uit vele schepen. Dat een lid van de Directie hier aanwezig zou zijn kan men uit het grieksche woord' niet afleiden.

Het zou ook al heel toevallig zijn, dat juist daar aan boord — een vloot van zooveel sdhepen .— een directeur was. Eerder dienen we te gelooven aan een vertegenwoordiger die de lading behartigt. Als in onze dagen een reederij een schip chartert — zooals men dat noemt — dan is aan boord van het gecharterde schip oen vertegenwoordiger, door zijn reederij aangesteld, die de belangen behartigt. In dit geval het belang der lading.

Men noemt zoo. iemand met een Engpisoh woord: Supercargo. Hij is een stuurman, nauüker. Vandaar dat we meenen voor naukleros, supercargo te mogen vertalen.

Wat het woord kuberuétes betreft mag men even zeker kapitein lezen als stuimnan. Een kitbemétes is in het algemeen iemand die 'leiding geeft.

Beiden, de kapitein en de supercargo, adviseeren den hoo.fdman op Schooneh'a'vens niet te blijven.

Bij degenen die den scheepsraad vormden voegen zich nu andereUj waarvan het „meerendeel" geraden acht „van daar te varen".

Die anderen zijn natuurlijk allereerst de stuurlieden. Daarvan zijn er als vanzelf meer dan één aan boord. Een groot sdhip had in die dagen dikwijls twee stuurriemen in gebruik. In dien tijd stuurde nog de stuurman, wat tegenwoordig slechts bij bepaalde gelegenheden voorkomt. En dan niet op zee, maar bij binnenkomen in een haven.

Dat hier van „meerendeel" gesproken wordt, geeft voor Biarde moeilijkheden. „Men zou zeggen dat een besluit werd genomen bij meerderheid van stemmen. Dat is een slecht teeken; aan boord van een schip geeft de kapitein alleen den koers aan en ATaagt gemeenlijk niet naar de stem van de bemanning, , noch van dej)iassagiers." (Commentaar De Handelingen blz. 54Ó.)

Deze zienswijze is echter niet juist. Ten eerste gaat het hier niet over koersbepalen, maar over overwinteren. Iets dat nog wel verschil maakt. Dan spreekt hier niet de stem van de bemanning in mee, noch van de passagiers (uitgezondle'rd Paulus — een gevangene). Maar hier is, wat men tegenwoordig zou noemen, de „etat major" bijleen.

Op een goed schip heeft de kapitein het commando en beslist. Maar dat wil heelemaal niet zeggen dat hij den raad van zijn stuurlui negeert. Het is hier niet „het Spookschip" uit de legende. Inltegendeel.

Trouwens Julius — geen nautiker dus — had de leiding. En deze heeft zich wel degelijk laten ad^viseeren.

„En alzoo de haven ongelegen was om te overwinteren, vond 'het meerendeel geraden ook van daar te varen, of zij eenigszins te Fenix konden aankomen om te overwinteren, zijnde een haven in Creta, strekkende tegen het Zuidwesten en tegen het Noordwesten".

„En alzoo de zuidenwind zachtelijk waaide, meenden Èij. hun voornemen verkregen te he'bhen, en afgevaren zijnde, zeilden zij dicht voorbij Creta henen" (vers 12 en 13).

Ze vertrokken dus met een zuidenwind van S choonehavens.

De opgave van windrichting en windstreken in geschriften uit de Oudheid kan men nimmer zoo letterlijk nemen als dat ze vermeld staan. Lucas gebruikt voor zuidenwind het woordje „nótos". Een woord dat ook voor komt in Hand. 28:13. Met Nótos wordt meer bedoeld 'het geheele zuiden. Het was stU weer toen ze vertrokken. Bijna geen wind en ook geen zee. Niet onmogelijk zijn ze langs de kust geroeid. Dit roeien bestond dan in het z.g. boegseeren. Een roeiboot wordt met een lijn aan het voorschip vastgemaakt. Eenige mannen in de boot aan de riemen. Ze trekken hteit schip voort en leiden den boeg — vandaar boegseeren — in de goede Irlchting.

Het gaat op Fenix aan. Hier strekt zich een haven uit „tegen het Zuidwesten en tegen het Noordwesten" (Statenvertaling), „een haven die op het zuid- en noordwesten uitóet" (Tekst en Uitleg), „die naar het Z.W. en N.W'. open hgt" (Leidsche Vertaling), „unter dem Südwest- imd Nordwestwinde hegt" (Breusing), gegen Südwest und Nordwest" (Luther), „Contre Ie vent d' Afrique et du couchant sectenüonal" (Pransche Vertaling), j, looking north-east and southneast" (Oxford Bible), „Bléponta kata Liba kai kata chóorom (NesÜe).

Fenix was „de eenige baai aan de zuidkust waar schepen •veilig konden oveiriw'interen"3). Blijkens dezelfde Sailing Direotions was de haven lals een cirkel gebo.uwd em islechts vanuit het oosten 'binnen te loopen. Men leest vers 12 d'an aldus: Een haven die éoctrhooggebergten goed beschermd lag, zoowel „tegen het zuidwesten (Libië), als tegen het noordwesten". Het is een kleine haven, (tegenwoordig Porto Lutro geheeten), maar beveUigd tegen winterstormen. In haar nabijheid ligt het eilandje Lutro.

De schepen lagen met hun achterstevens vastgemaakt aan den zuidwal van de haven.


1) Prof. de Zwaan in Tekst en Uitleg. 2) M. V. Rhijn, De Evangelisten Marcus en Lucas, blz. 72.. -3) Sailing Directions The Mediterianean Pilot, Vol. IV.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1937

De Reformatie | 8 Pagina's