GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het „Voorbehoud" der Kerk.

II.

In een vorig artikel hebben we den eiscli vertmeld, dien Rosenberg en de zij'nen aan de Kerk stellen: zij' moet zich geheel en onvoorwaardelijk in dienst van het nationale leven stellen; zij' mag in deze zaak geen enkel voorbehoud maken; gehoorzaamheid aan de eischen van het volksche leven is het eerste gebod.

Welnu, zegt Brachmann in zijn „Alfred Rosenberg und seine Gegner", aan die voorwaarde voldoet de hedendaagsche Protestantsche Kerk niet; zij maakt „voorbehoud", dat is een niet te looichenen feit. En liij voegt er, in navolging van Rosenberg aan toe: Van dit voorbehoud gaat de verlammende werking uit, die het droeve lot van de Protestantsche theologen werd.

Men realiseere zicih goed waarom het Mer gaat. Tot de Kerk wordt het verwijt gericht, dat zij Gods geboden hooger stelt dan menschelijke, en dat zij door dat to doen ziclazelf ondermijnt! Tot de Kerk wordt het verwijt gericht, dat zij gehoorzaam is aan haar Heer! Neen, natuurlijk wordt dat verwijt niet in dezen vorm gegoten. Maar, het komt daarop neer; dat is de aanklacht!

Begonnen wordt met de mededeeling, dat Gods geboden en die van het nationale leven samen- .vallen; er is geen ondersclieid. En de Kerk, die onderscheid maakt, zegt deze leer, erkent God niet, en verwerpt daarmede het nationale leven. Dat is de vorm, waarin de aanklacht wordt gegeven. De verleidelijke vorm! De verleiding tot ongehoorzaamheid. Waaraan, helaas, een deel der Kerk bezwijkt. Getuige de verordeningen van Dr. Werner onlangs gegeven. Getuige een uitlating van een Thüringschen „Evangelischen" bisschop, de „Landesbischof Martin Sane, onlangs gepubliceerd. Deze uitlating is te merkwaardig om niet weergegeven te worden.

Sane heeft bij het Sturmhutverlag in Freiburg, een brochure doen uitgegeven, getiteld: „Martin Luther über die Juden". In het voorwoord schrijft deze kerkelijke autoriteit:

„Op den lOden November 1938, op "den dag, waarop we de geboorte van Lutlier gedenken, branden in Duitschland de synagogen. Het Duitsche volk geeft zijn antwoord op de vermoording van den gezantschapsraad Von Rath door de hand van een Jood. De maclit der Joden op ecionomiscli gebied wordt definitief gebroken en daarmede den door God gezegenden vrijheidsstrijd met de volledige bevrijding van ons volk gekroond. Het Wereldkatholicisme en de Oxfordwereld protesteert; zij' verheffen samen met de Westersche democratieën hun stemmen als beschermheeren der Joden, en stellen zich tegenover het Duitsche Rijk, waar dat den Joden den oorlog verklaart. In dit uur moet de stem van den man jehoord worden, die als de Duitsche profeet in de 16de eeuw, uit oOr kunde (!) eerst als vriend der Joden begon, inaar die, door zijn geweten gedreven en door zijn levens^ ervaringen geleerd, de grootste anti-semiet van zijn tijd is geworden, de man, die zijn volk tegen het Joodsche gevaar waarschuwt. Zijn stem is ook nog heden geweldiger dan het armzalige woord der internationale Jodengenooten en schriftgeleerden, die zich van God en volk vervreemd hebben en die niets meer van Luther's werken wil weten..."

Tot zoover bisschop Sane.

Dat is het „christendom", zooals dat heden in sommige landen geleerd wordt. Deze „dienaar" maakt geen „voorbehoud", integendeel; hij' laat ons zien hoe de Kerk zich moet gedragen om waardeering in de o ogen der machthebbers te vinden.

Laten we toch bedenken, dat dagelij'ks 75 millioen menschen (of zijn het er meer) opgewekt worden om te leven en te handelen, zooals die man het wil. En dat in deze tij'den, waarin het nationale leven volle aandacht vraagt, krachtig de eisch van Gods Woord verkondigd moet worden ook dit leven (in al zijn geledingen) naar Zijn ordinantiën te richten. Dat de Kerk dit „vootber houd" moet maken.

Keeren we nu naar het boekje van Brachmann terug.

Hij zegt, dat de (door hem gelaakte) houding der Kerk voortkomt uit haar belijdenis van scliuld en zonde. Zij', (de Kerk), luidt het, heeft een andere basis dan die van het volksche bestaan. De grondslag van de Evangelische theologen is de door het semieüsche Oosten overgebrachte voorstelling van den paradijsachtigen oertoestand der wereld, die aan alle historie voorafgaat. Deze oertoestand, zegt men vervolgens, heeft zich niet kunnen handlhaven. Maar het verlangen naar hem, dat in een, slechts dogmatisch te begrijpen, verlossing zijn voorloopige vervulUng ervaart, is, meent men, gebleven. In ieder geval: de wereld staat onder het minusteeken. D.w.z. die wereld is principieel verkeerd. Maar, vervolgt Braclimann, de volksche opvatting van het bestaan kent geen paradijsacihügen oertoestand in den zin van den voor-Aziaüschen-Oosterschen mensch. Hij' kent het bestaan slechts als strijd om het bestaan. „De strijd is de vader van alle dingen", zegt de Grieksche philosoof Heraclitus. Met hem begint het leven, ia hem bereikt het zijn hoogtepunt, met hem sluit het af. Leven en dood vormen hier een onverbreskelijke eenheid, die het verhindert den dood (zooals Paulus het doet) te verstaan als de „bezoldi-

ging der zonde". Dientengevolge staat binnen de volkscbe, diat is binnen de Duitsche opvatting van het bestaan, al het zijn en gebeuren niet onder een negatief, maar onder een positief teeken. Daarmede is het leed over het kwaad principieel opgeheven. Het donker en het kwaad is hier niet grond voor klagen, maar oplroep tot den strijd. De strijd regeert niet alleen bepaalde historische uren, maar de geschiedenis als zoodanig. Deze geschiedenis is echter niet het resultaat van een diepen val, dien de menschheid eens gedaan zou hebben, maar met haar begint het mensohelijke leven.

Daaruit, gaat Brachmann nu verder, volgt nu, dat alleen de v o 1 k s c h e opvatting van het bestaan, legen het geestelijk voorbehoud!, zooals het kerkelijk Protestantisme dat maakt, gevrijwaard is, In het licht van deze wereld- en levensbeschouwing (de volksche) moet de aanval van Rosenberg op het kerkelijk-Protestantscfae voorbehoud in nationale aangelegenheden, dat buitengewoon sterk verbreid! is, gezien worden. Slechts zoo doet men aan Rosenberg recht. Dan erkent men echter ook, dat hij een bijzonder zieke plek in het Protestantisme heeft getroffen. De handhaving van dit voorbehoud bindt het, gewild of ongewild, aan Rome. 'Zoolang het geestelijk voorbehoud blijft bestaan^ is een totale „inzet", een algeheele krachtsinspanning tegen het bolsjewisme, niet mogelijk. Want (en deze motiveering is zeer merkwaardig, sch.) dan dringt zich dadelijk de vraag op: „wie kan weten wat God aan de wereld met het bolsjewisme heeft te zeggen? Het is geen toeval, dat deze vraag juist ook binnen het Duitsdie kerkelijke Protestantisme altijd weer opgeworpen is, heelemaal nog afgezien van het feit, dat de wereldkerkbewegüig en het wereldprotestantisme zich voortdurend ernsüg met haar bezighoudt. Deze feiten, die niet gesdiikt zijn het bolsjewisme vernietigend te treffen — en slechts zoo wordt het werkelijli getroffen — heeft Rosenberg bij; zijn aanval op het oog. Verlamming beteekent op dit gebied: overgave.

Het is, zooals ook uit verdere gedeelten van het geschrift van Bradimann blijken zal, noodzakelijk zich in dezen tijd ernstig met zijn uiteenzettingen bezig te houden. Een verkondiging als die van dezen ex-theoloog (we herinneren er aan, dat Brachmann een oud-leerling van Barth is) houdt niet bij de grenzen op. Ook de „geestelijke levensruimte" van de dragers der door hem vertolkte wereldbeschouwing, dekt zidi niet met die, welke door staatkundige grenzen is ingesloten. Vooral die „geestelijke levensruimte" niet. Haar uitbreiding is voor het snel bereiken van de in den huldigen strijd gestelde doeleinden van de aUergrootsto beteekenis.

En welke die doeleinden zijn, leert Brachmann ons overduidelijk.

Slechts een kerk, die zich volkomen aan de volksgemeenschap bindt, haar idealen zonder critiek aanvaardt en haar belangen geheel dient, heeft in zijn oogen recht van bestaan. Die kerk mag vooral niet leeren, dat ook die gemeenschap schuldig staat, dat ook haar leiders aan Gods geboden onderworpen zijn. Neen, zulk een „voorbehoud" is uit den booze. En wanneer zij daaraan uiting geeft, begeeft zij zich op „politiek terrein", moet zij; dus de meest scherpe bestrijding ondergaan. Zoo wordt getracht haar het zwijgen op te leggen. Zwijgen namelijk, wanneer zij haar gehoorzaamheid aan haair Heiland wil belijden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 mei 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 mei 1939

De Reformatie | 8 Pagina's