GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Soefi-beweging.

III.

Er zijn tien vooi-name Soefi-gedaclilen, dia in bijna alle geschriften van d-e beweging te vinden zijn en tegelijk besproken worden. De eerste vier daarvan luiden:

1, Er is één God, de Eeuwige, liet Eenige Wezen, niets bestaat dan Hij.

2. Er is één Mees tér, de Leidende Geest van alle zielen, die zijn volgelingen voortdurend voert naar het lichl.

3, . Er is één Heilig Boek, het heilige boek der natuur, het eenige geschrift, dat den lezer licht kan geven, .

4. Er is één religie, het zonder afwijken voortlgaan m de juiste richting naar het ideaal, hetwelk de vervulling is van het levensdoel van elke ziel. Als men aandachtig deze stellingen gelezen heeft, — de overigen bewegen zich in precies dezelfde richüng — dan weet men al ten naaste bij wat men van de Soefi-boodschap hoeft te denken. Mag men dikwijls de opmerking moeten; maken, dat de redeneering van Inayat Khan soans zeer duister en verward kan zijn, en dat het moeilijk is de juiste bedoeling van zijn woorden te begrijpen, de formuleering van deze stellingen geeft ons toch voldoende houvast. We zullen de nadere niteenzelüngen van Inayat Khan in elk geval in het raam van deze denkbeelden hebben te plaatsen.

Volgens de Soeti's heerschen twee ideeën in de wereld: „de eene is, dat de mensch door jaren en teeuwen been, geëvolueerd is, de andere dat er gelijk Salomo gezegd heeft niets nieuws is onder de zon." ^)

Nu zijn er weliswaar verschillende godsdiensten, die invloed hebben gehad in verschillende perioden van de wereldgeschiedenis, maar toch zijn al deze godsdiensten eigenlijk dezelfde. De waai-heid is er altoos geweest, en zal er steeds blijven. Niemand kan haar verbeteren en niemand kan een nieuwe Boodschap brengen.

Inayat Khan, de man die zoO' goed op de hoogte was van de Oostersche muziek, gebruikt hier graag het beeld van de muziek en de noten. „Ik bedoel niet, zoo zegt hij, dat alle godsdiensten geen godsdienst zijn, maar zij zijn slechts de noten. Er is muziek, en die muziek is de godsdienst. Iedere godsdienst slaat een bepaalde noot aan, en deze noot beantwoordt aan de Vraag der menschheid, die in een bepaald tijdperk leeft Maar terzelfdertijd is de bron van iedere noot dezelfde muziek die gehoord wordt, wanneer de noten samengevoegd worden. Al de verschillende godsdiensten zijn de verschillende noten, en hun samenvoeging maakt muziek. Nu zal men vragen waarom in elk van die tijdperken niet de heele muziek werd gegeven, en alleen maar ©en enkele noot. Het antwoord is, dat er tijden in het leven van een kind zijn, dat het genoeg heeft aan een rammelaar, e)i voor de viool koint er een andere tijd in zijn leven. Gedurende den tijd van de Chaldecërs, Arabieren, Grieken en Rom.einen, werden er verschillende godsdienstige idealen gegeven, . Voor de enkelen werd de muziek gebracht, voor de velen slechts een enkele noot. Dit bewijst dat, deze muziek altijd bestaan heeft, maar dat de menschen in het algemeen niet in staat waren haar te begrijpen, en zoo werd er alleen maar een noot gegeven. Maar het gpvolg was, dat hij, aan wien de noot C v; as gegeven, en een ander, aan wien de noot G was gebracht, elkander bestreden, doordat ieder zei: De noot, diie mij; gegeven is, is de juiste noot. En er hebben altijd zielen bestaan, die zeiden: G is het ware, en anderen die zeiden: C is het ware. Alle noten zijn juist, en als ze met elkaar gebruikt worden, dan ontstaat er muziek. ^)

Volgens dit standpunt is de „boodschap" dus altij'd gegeven in overeenstemming met do ontwikkeling van de menschen die in een bepaalden tijid leven.

Als Inayat Khan eenmaal zoover met zijn betoog gekomen is, dan weet hij ook het middel te wijzen, dat gebruikt moet worden om weer de muziek te kunnen hooren." Naarmate de mensch ontwikkelt, komt er een neiging in hem om zich te vereenigen, om één te worden. Is Jezus Christus gekomen om een exclusieve gemeenschap te vormen die christelijk genoemd zou worden, of Boeddha om een geloof te slichten genaamd Boeddhisme? Was het Mohammeds ideaal, om een gemeenschap te vormen, die Mohammedaansch heette? Inlegendeel, de profeet waarschuwde zijn leerlingen, dat ze zijn naam niet zouden geven aan zijn boodschap, doch dat die Islam genoemd zou worden — de boodschap van Vrede. Niet één van de meesters kwam met de gedachte een eixclusieve gemeenschap te vormen of een bepaalden godsdienst te stichten. Ze kwamen allen met de zelfde boodschap van een en denzelfden God. Of do boodschap in het Sanskriet was of in het Hebreeuwsch, in Zend of in het Arabisch, zij, had steeds een zelfde beteekenis. Het verschil tusschen de godsdiensten is slechts uiterlijk; de innerlijke beteekenis van alle is één. s)

Wat is nu de groote fout te^genwoordig bij de activiteit die verschillende godsdiensten ontwikkelen? Er zijn millioenen en milüoenen menschen op aarde, die de volle tonen van de muziek willen hooren, maar ze hooren ze niet. De Boeddhist komt met zijn godsdienstige overtuigüig, de Mohammedaan prijst de zijne aan; doch ze worden voor het meerendeel algewezen. De propaganda heeft geen succes. Dit kan ook immers niet anders. Men geeft de menschen een rammelaar, maar ze begeeren muziek te hooren.

Zoo beziet Inayat Khan het optreden van de godsdiensten in de wereld. „Ik zal u mijn e'r^ varing vertellen in de Westersche wereld. Op mijn reizen gedurende tien jaren ben ik veel in contact gekomen met intellectuëelen, met denkers en wotenschapsmenschen; en in hen zag ik het grootste verlangen naar den religieuzen geest. Zij snakten er iedei- oogenblik van hun leven naar, want zij vinden, dat er ondanks hun opvoeding en wetenschap, een ruimte ledig is die zij gevuld willen zien. Maar toch, als men hen over religie spreekt, dan zeggen ze: Neen, neen, spreek van iets anders; we hebben geen religie noodig. Dit beteekent dat zo alleen de rammelaar-partij van de religie kennen, en niet de viool-partij. Zij denken niet dat er iets bestaat dat anders kan zijn dan de rammelaar, en toch is er een verwarring in hen, een geesle»lijke honger, die niet gestild wordt doo|r al hun geleerde en wetenschappelijke onderzoekingen." *)

Inayat Khan gaat er dus van uit dat er bij vele volken zoowel in het Oosten als in het Westen over God en godsdienst gesproken wordt en dat er in de boeken van hun groote mannen treffende gedachten te vinden zijn over het levenslot van den mensch, over zijn moeite en strijd en oo(k over zijn toekomst. Weliswaar zijn deze gedachten en deze uiteenzettingen in de verschillende godsdiensten met betrekldng tot de diepste levensvragen op geen stukken na gelijk, maar de Soefi's zijn in staat den Grootsten Gemoenen Deeler te vinden. Zij zien den samenhang en de samenstemming van de verschillende godsdiensten. Zij hooren do verschillende noten samenkllnken in het eene groote muziekstuk.

D© groote vraag, die Inayat Khan echter onbeantwoord laat, en die toch beantwoord moet worden is deze: Hoe komt het, dat er bij de onderscheiden volken gedachten zijn over God en godsdienst? Hoe moet het verklaard worden, dat , er bij de Hindoes en bij de Maleiers en bij de Papoea's sommige godsdienstige gebruiken in eere worden gehouden?

Dat komt, zegt de Heilige Schrift ons, omdat deze wereld, deze menschheid in den aanvang van de menschelijke geschiedenis Gods openbaring gehad heeft.

God heeft zich aan de eerste menschen, uit wie het gansche menschelijk geslacht gesproten is, bekend gemaakt. God lieeft aan Adam geopenbaard hoe Hij naar Zijn wijsheid de ordeningen in heel de schepping tot stand gebracht h^eeft, hoe Hij de vrouw uit de rib van Adam gebouwd heelt zoodat ze zijns gelijke was, vleesch van zijn vleesch. Had God zijn openbaring niet geschonken^ de eerste menschen zouden niets geweten hebben van do aanvangen van de wereld, noch van de toekomst, noch van hun levensbestemming in bet door God geschapen geheel.

Daarna is do val gekomen; de zondeval, die alle verhoudingen verstoorde. Na den val heeft God zich echter weer geopenbaard en aan het eerste menschenpaar bekend gemaakt dat Hij een nieuwe fundeering onder deze door de zonde verdorven schepping wilde leggen, en dat Hij Zijn Zoon wilde geven tot een Middelaar en Veirlosser.

Dat zijn de grondgedachten waarvan we moeten uitgaan en waarmee we sterk staan tegen de beschouwingen van Inayat Khan. Nu zeggen we: Deze wereld heeft Gods openbai-ing gehad in het paradijs en later heeft deze bijzondere openbaring steeds gewezen op Jezus Christus, vanaf de moeder belofte.

Het is wel waar dat we vele gedachten over God en godsdienst vinden bij allerlei volken. Deze volken kunnen echter alleen dergelijke gedachten hebben, omdat deze wereld eerst Gods openbaring

gehad heeft. Wat de volken, die leven buiten het licht van Gods bijzondere openbaring, nog bezitten, dat zijn de resten van deze oorspronkelijke openbaring. Wat de leeraars van deze volken, die in ongeloof volharden, in systeem gebracht hebben, dat zijn de overblijfselen van de kennis die eens zuiver aan de eerste menschen bekend geweest is. In plaats van betrouwbare en juiste gedachten te vinden in de Zend-Avesta, in de Wedanta en de Kaballa vinden we daar slechts het resultaat van menschen die buiten Gods bijzondere openbaring om, zichzelf trachten te handhaven en een sluitend systeem over de verhouding van God en mensch en wereld pogen saam! te stellen. Maar in al die pogingen gaat de mensch juist aan hel evangelie van Jezus Christus voorbij. Hij tracht zichzelf en anderen te redden op zijn eigen manier. En daarom moet er getuigd worden van al die boeken, die door millioenen menschen in het Oosten aanvaard worden als richtsnoer voor hun handelen, dat ze de genade Go'dis verachten en verwerpen. Ze leiden juist niet heen tol Hem, tot Wien de door de zonde gevallen menschen moeien komen.

En al zegt de Soefi-boodschap nu dat er in deze beweging plaats is voor alle menschen, onverschillig van welk ras of volk of geloof ze ook zijn mogen, en dat er ook inderdaad personen tot deze beweging toetreden met de meest verschillende godsdienstige overtuiging, dan zegt de christen, die leett bij het Woord Gods en bij de Openbaring Gods in Jezus Christus: Dat is onmogelijk! Wie toetreden zou tot zulk een beweging, die zou het Woord Gods daarmee tegelijk verwerpen.

Als we een oogenblik het door Inayat Khan en zijn volgelingen geliefkoosde beeld van de muziek en de noten overnemen mogen, dan zouden we dil willen zeggen: De lonen van Goddelijke muziek hoort de christen die geleid wordt door Gods Geest in zijn overleggingen, onfeilbaar zuiver klinken in: Gods Woord. Hij hoort het lied van het écne groote werk Gods, door de eeuwen heen; het lied van het eeuwig welbehagen en van de genade Gods in Christus Jezus onzen Heere. Al liet andere, dat uil de verschillende boeken van Wijsheid hem legenklinkt, is slechts een cacophonie van geluiden, waarvan ook de Soefi-beweging nooit een harmonie zal kunnen maken.


1) De eenheid van religieuze idealen, pag. 302.

2) a.w. pag. 9.

3) a.w. pag. 303, 304.

4) a.w. pag. 11.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 januari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's