GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

a

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

a

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

men er over bazelen, dat men ook dit brok wereld voor Christus moet „opeisen".

Dit is niets anders dan een gruwelijk spel met Satan en het zondige hart. Dit is niets anders dan het offeren van de jeugd aan een Moloch, even monsterachtig als die welke Israël van de Here aftrok. Ziet men niet, dat men boven een afgrond danst?

Men beseft onmiddellijk hoe - onwaarachtig heel dit gedoe is, als men de volgende vraag stelt: Is dit hunkeren naar fihn en dans en toneel enz. de openbaring van een dieper verstaan van het evangelie; "van een inniger gemeenschap met Christus; van een steeds feller wordende strijd tegen Satan, zonde en wereld; van een al grondiger wordende kruisiging van het vlees; van een al dieper ingeleid worden in de genade en de waarheid Gods door de Heilige Geest — of hebben we in dit alles te doen met het begeren van het zondige vlees om zoveel als maar enigszins mogelijk is te genieten van de vreugden der wereld en dus met een infiltratie van een antichristelijke, wereldse, frivole geest?

Laat men eerlijk zijn! De situatie is eenvoudig zo: Heel velen willen dit genot, tot iedere prijs! Ze zullen het niet dulden als de kerk ook tegenover deze verwereldlijking haar stem laat horen. Ja, zij zullen met de kerk breken, of „een andere" kiezen, als zij htm in dit opzicht niet volkomen ruimte laat. En voor dit verzet is de kerk gezwicht, zij is gecapituleerd. Maar in plaats van deze nederlaag eerlijk te bekennen en te aanvaarden vormt zij dit laffe zwichten voor deze afval óm tot een schone overwinning, namelijk tot een koninkhjk voortgaan op de weg van de trouwe, alles omvattende dienst van God.

Het is wel zeer, zeer nodig, dat deze vorm van afval in wortel, vertakkingen en vruchten scherp wordt onderkend en rusteloos wordt teg: engestaanj '„

Maar ik wilde U nog op een andere gestalte van de afval in de kerk wijzen. En wel een, die nog veel gevaarlijker is dan de zoeven genoemde.

Paulus heeft deze afval op het oog als hij aan Tiinotheus schrijft, dat er in later tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van mensen volgen, door de huichelarij van leugensprekers (1 Tim. 4:1).

De mannen in wie deze afval zich ten volle openbaart en die er zo de promotors van zijn, zijn geheel andere figuren dan de mensen, die we het eerst op het oog hadden. Van ruwe, platte wereldsgezindheid is bij hen geen spoor! Van een graaien naar het plezier van de wereld-zonder-God ontdekt men in hen niets. Integendeel, deze afvalligen zijn ernstige mensen. In hen gloeit een felle religiositeit. Bovendien blaken ze van ijver en zijn ze tot het brengen van grote offers bereid. Ze ontwikkelen voorts een geduchte activiteit in het propageren van wat voor hen het een en het al is.

Globaal genomen zijn deze lieden voorts goed orthodox. Ze zijn zelfs zeer gebrand op en zeer pecies in de leer. Afwijkingen van de aangenomen leerstellingen dulden zij niet. Met niets ontziende felheid keren ze zich tegen wat in hun oog ketters zijn. Men hoort ze spreken over alle hoofdstukken der leer. Ze doen dat zelfs graag. Net als het redeneren en polemiseren daarover. Ze kunnen U soms haarscherp uiteenzetten hoe het precies staat met zonde en genade, verkiezing en verbond, kerk en koninkrijk, geloof en laekering en wat daar verder volgt.

En toch, en toch — als men scherp luistert, als men ook wat zij zeggen en vidllen geestelijk verstaat en naar de Schriften toetst, dan beseft men al heel gauw, dat het, met déze lieden niet in orde is. Wat ze zé'g'gen ig'niét het eerbiedig en bewonderend spreken over de Here en Diens grote daden. Het-ïs ook '^ethèt met öcSirik''ëil beveri aanduiden en veroordelen van de echte zonde en de eigen grote ongerechtigheid. Neen, in hun spreken en betogen hanteren zij alleen maar een complex eigen gedachten, ideeën, beschouwingen, principes en theorieën omtrent de werkelijkheden, welke ze met hun woorden aanduiden. Die gedachten en beschouwingen staan als een muur tussen hen en de machtige, levende werkeüjkheden, welke ze bedoelen! In die zelf gevormde gedachten-en ideeëncomplexen zwelgen ze. Ze koesteren ze als een kostbare schat. Ze leven eruit en ervoor. Zij zijn voor hen feitehjk een afgod. En ze doen ze aan als een pantser en stiijden er mee als een zwaard.

O, deze mensen hebben er geen notie van, dat er een ontzaglijk verschil is tussen b.v. een brood en een gedachte daarover, tussen knagende honger en een beschouwing daaromtrent, tussen warme, levende liefde en een idee daarvan! Als ze spreken over de zonde, maken ze zich dik over een begrip, maar de eigen, de werkehjke zonde van het hart, die het leven verwoest en Gods toom onweerstaanbaar aantrekt, kennen zij niet. Zij sidderen er in ieder geval niet voor! Ze kunnen praten en spreken over de kerk dat het een lieve lust is, maar de echte kerk, de kerk van onze Here Jezus Christus, hebben ze misschien nog nooit gezien. Ze redeneren over God en zijn eigenschappen en werken en misschien hebben zij Hem nimmer ontmoet en nog nooit gekend. Hun leven vindt zijn hoogste ontplooiing in het opereren en jongleren met theorieën en beschouwingen. Deze verstikken de levende kennis van onze Hemelse Vader en van zijn grote daden. En deze mensen zien niet, dat ze achter een étalage van orthodoxe begrippen en theorieën zichzelf volkomen handhaven, groot maken en ondergaan.

Met grote energie leggen deze mensen er zich voorts op toe hun ideeën en principes te propageren om ze successief te verwerkelijken. Het ijveren daaryoor is

dè strijd voor het Koninkrijk Gods. Met het oog op die verwerkelijking worden nu machtige organisaties in het leven geroepen. En als het zover mag komen, dat velen de goede principes overnemen en gaan beleven, dan wordt het naar hun vaste overtuiging vast en zeker goed. Want dan en zó ontvangt men Gods zegen. Die moet dan als vanzelf komen. Die volgt als automatisch op de ijverige propaganda der principes. Wordt het ten slotte toch niet zó als men dat verwacht had, dan blijkt dat men de , , beginselen" nog niet voldoende heeft bestudeerd en uitgewerkt en dan gaat men de zaak opnieuw onderzoeken en uitwerken om. het daarna nog eens te proberen.

Inmiddels gaat ook met en door deze mensen het kerkelijk bedrijf ongestoord voort, het draait steeds op volle toeren. Men geeft God keurig en precies al wat Hem toekomt.

Maar wie ziet niet de afgrond onder dit alles? Weet men niet hoe God over deze heden oordeelt? De HERE walgt van hun gedoe. Het is tegen mensen van dit slag, dat Jesaja uitriep: Hoort het woord des HEREN, gij oversten van Sodom! leent het oor aan de ondervwjzing van onze God, gij volk van Gomorra! Waartoe dient Mij uw menigte van slachtoffers, zegt de HERE: zat ben Ik de brandoffers van rammen en het vet der mestkalveren; en in het bloed van stieren, lammeren en bokken heb Ik geen lust! Wanneer gij komt om voor Mijn aangezicht te verschijnen, wie heeft dit van uw hand geëist: Mijn voorhoven te betreden? Gaat niet voort leugenachtige offergave te brengen: een gruwel-branding is ze Mij. Nieuwemaansdag en Sabbath, samenkomsten uitroepen — Ik verdraag geen goddeloosheid en feestgedrang! Uw nieuwemaansdagen en uw hoogtijden haat Mijn ziel, zij liggen pp Mij als een last. Ik ben moede ze te. dragefi! En als gij uw handen uitbreidt, bedek Ik Mijn ogen voor u; ook als gij het gebed vermenigvuldigt. Ik hoor het niet

Ja, de HERE walgt van deze „vroomheid". Is het een wonder?

Want tenslotte is ze niets anders dan ergerlijke hoogmoed. Ze is een zich handhaven met eigen gedachten en theorieën tegenover God. Ze is een toch weer opbouwen van een eigen gerechtigheid om daarmee voor God te kunnen bestaan. In feite verwacht men voorts alle heil en voorspoed van eigen principes, organisaties en acties. Omdat er geen ware kennis van eigen, concrete gruwelijke zonden is wordt immers het vertrouwen in zichzelf nimmer gebroken. Tot een waar gebed om vergeving der zonden kan het zo ook nooit komen. Wat men als zodanig uitspreekt verwordt tot een vloek, want het is feitelijk niets anders dan een poging om. zichzelf te rechtvaardigen. En zo komt het ook nimmer tot een werkelijk leven uit Gods genade en het verwachten van alle hulp en zegen en verlossing van de HERE alleen! Wat zich in deze „vroomheid" wel ten volle ontplooit, dat, is de hoogmoed van het: des HEREN tempel, des HÉREN tempel zijn dezen! En daarom is aan haar annex het fanatisme, de koudheid en de hardheid welke aan dit soort „godsdienst" altijd eigen is. Wie daarvan slachtoffer werden verdoemen allen, die niet precies zo denken en spreken en handelen. En zij slaan ze neer met hun striemend en vernietigend woord.

Nooit heeft de kerk zwaarder gezondigd dan toen deze afval : n haar doordrong en haar overmeesterde. In de dodelijke greep daarvan hebben de mannen van het Sanhedrin Gods eigen Zoon vermoord. We weten het: deze Joodse leidslieden geloofden Gods woord van a tot z. En ze beulden zich letterUjk af om stipt naar dat woord te leven. Maar ze hebben ten slotte geknield voor wat ze zelf hadden verzonnen. En zó hebben ze üi de naam van God, op grond van Gods woord, Gods eigen Zoon vermoord!

En als later in een kerk, die onbeschrijflijk diep was gezonken. God bekering schenkt en ogen en har­ ten openscheurt voor de heerlijkheid van zijn genadewoord en piasregens van zegen neerdalen — dan zijn het weer de mannen die door deze afval werden beheerst welke dit wonderlijke genadewerk Gods in bloed en tranen trachten te verstikken. En in vele landen is hun dat gelukt.

En zo komt tot ons de klemmende oproep om ons om Gods wil en door zijn genade en met alle kracht te wachten voor en te verzetten tegen deze en iedere - andere afval!

Dit is een roeping waarbij het gaat om leven en dood.

Wie de geesten kan beproeven, ziet hoe alle, maar speciaal de genoemde twee vormen van afval ons rusteloos bedreigen. En onze kinderen met ons.' Met het oog op deze dreiging zullen we voortdurend vrezen. Als Paulus geworsteld heeft met deze afval, waardoor nagenoeg het ganse Joodse volk is ondergegaan, schrijft hij de bekende woorden: ees niet hooggevoelende, maar vrees. Want is het, dat God de natuurhjke takken, d.w.z. de Joden, die afvielen, niet gespaard heeft, ziet toe, dat Hij ook mogelijk u, indien ge ook tot deze afval komt, niet sparen zal (Rom.. 11 : 20, 21).

En daarom zullen we moeten doen wat alleen deze afval ontdelcken en overwinnen kan!

Dat is het dagelijkse, ingespannen, geestelijke horen naar des HEREN woord, zoals Hij dat door middel van de Schrift, direct, verdoemend en verlossend tot ons spreekt! Zo, maar ook zo alleen wordt de arglistigheid van ons hart, dat tot deze afval altijd bereid bhjft, ontmaskerd, geoordeeld en gebroken. Zo, maar zo ook alléén, komt het tot een waar, levendig, hartelijk vertrouwen op God alléén. Een vertrouwen, dat alle weerstanden overwint en breekt. En zo, maar: zo, ook alleen komt het tot een dagehjks wandelen met God, waardoor de grote afval onmogelijk wordt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 oktober 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

a

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 oktober 1951

De Reformatie | 8 Pagina's