GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gemeenschap in de arbeid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeenschap in de arbeid

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

POLITIEK EN SOCIAAL LEVEN

VII

Als R.K. Solidaristisch ideaal.

Voor een juiste waardering van het R.K. Solidarisme zullen wij noodzakelijk niet alleen hebben te letten op de tijd, waarin het als aparte verschijning op de voorgrond begon te treden doch ook vooral aandacht moeten besteden aan het Rooms Katholicisme als geestelijke wereldmacht door de eeuwen heen. Het verdient de voorkeur met dit laatste te beginnen, omdat we dan de R.K. sociale ideeën en doelstellingen, zoals deze naar voren komen in het tegenwoordig Solidarisme ook des te beter zullen kunnen verstaan.

Zowel Paus Leo Xin in zijn encycliek „Rero Novarum" als Paus Pius XI in zijn encycliek „Quadragesimo Anno", de beide R.K. kerkelijke geschriften, waarop als dragende zuilen het gebouw van het tegenwoordig R.K. Solidarisme rust, hebben beide in hun PauseHjke, herderlijke brieven blijk gegeven van een zeker heimwee naar de Middeleeuwse arbeidsverhoudingen, ook al waren zij zich bewust, dat de tegenwoordige mensheid nimmer alleen maar eenvoudig de weg terug zou hebben af te leggen, om deze gewenste toestand weer te verkrijgen. Zo schreef Paus Leo Xin t.a.v. de gilden waarderend in Rero Nova-

rum: „De heilzame invloed, die van de ambachtsgilden uitging, was lange tijd.een zegen voor onze voorouders. En waarlijk niet alleen de ambachtsgilden vonden er uitstekende voordelen in, ook de ambachten zelf dankten hun bloei en luister daaraan zoals menig gedenkstuk bewijst." En wanneer Paus Pius XI in Quadragesimo Anno de ontaarding van het maatschappelijk leven in latere eeuwen aan de orde stelt, dan plaatst hij dit alles in het licht, dat liet , , zover gekomen is, dat het eens zo rijke en door de verschillende groeperingen harmonisch ontwikkelde sociale leven totaal is ontwricht." Hij acht dan ook „het verloren gaan van deze vorm van sociaal regiem een niet gering nadeel voor de Staat, die nu met een bijna oneindig aantal plichten en zorgen overstelpt en overladen is." Dat de Pausen met een zekere weemoed terugdenken aan die glorietijd der R.K. kerk, toen zij nog werd erkend als leermeesteres der volken en ook de wereldlijke macht in het Westen haar in feite onderworpen was, laat zich denken, wanneer men constateert hoe latere eeuwen die wereldlijke macht van de Heilige Stoel steeds meer hebben teruggedrongen. Wij zien toch hoe in de Middeleeuwen uit de strijd van enige, eeuwen tussen Paus en Keizer, tussen sacerdotium en imperium, de Rooms Katholieke Kerkvorst onbetwist als overwinnaar te voorschijn treedt met zijn universeel episcopaat als Stedehouder van Christus op aarde, als enig hoofd van de éne katholieke kerk dier dagen, erkend en geëerbiedigd door allen. Reeds het tot in onze tijd toe tot ons sprekende beeld van stad en dorp die hun ontstaan vonden in de Middeleeuwen, legt van dit alles door ligging en rangschikking er bewijs van af, dat kathedraal en ' kerk de centrale plaats innamen, waarom heen zich dan als om het alles beheersende, levende middelpunt in een kring de woningen en neringen der burgers zich groepeerden. Zo heerste de kerk in de Middeleeuwen met absolute macht als een universele, hiërarchisch geordende macht over het gehele leven van de mensheid dier dagen. Het maatschappelijk leven uit die tijd droeg dan ook in alles het kenmerk van een organisch gelede en geleide maatschappij in volgroeide werkelijkheid. De Middeleeuwen zijn bij uitstek het tijdperk van ordening en streng genormeerde gebondenheid op elk gebied: gebondenheid van allen onder het gezag van de geestelijkheid aan de éne kerk, die de genade uitdeelt, ordening van een de kerk regerende geestelijkheid in een hiërarchische gemeenschap in kerk en klooster, gebondenheid aan de leenman en de leenheer, ordening van de adel in de ridderorden, ordening van het bedrijfsleven in de gilden, gebondenheid ook van de meest afhankelijke, de horige aan de grondeigenaar. Behoeft het te verwonderen; dat met zulk een rijk georganiseerd en tot een vaste eenheid gesmeed levensbeeld voor ogen, Paus Leo Xm bij een terugblik op dit verleden de wens uitspreekt , , dat men, maar dan aangepast aan de nieuwe omstandigheden en de eisen van de tijd, weer zal herstellen de oude arbeidscorporaties, die voorgelicht door de Christelijke gedachte en geïnspireerd door de moederlijke bezorgdheid van de Kerk, in de materiële en godsdienstige behoeften van de arbeiders voorzagen, de arbeid vergemakkelijkten, zorg droegen voor hun spaarcenten en hun rechten verdedigden." (geciteerd door Fr. Fl. van Oirschot, in , , Beknopte Geschiedenis der Sociale Kwestie", uitgave J. J. Romen & Zoon, Roermond 1950, blz. 360).

Dat tot in alles geldende en allen omvattende maatschappelijke stelsel der Middeleeuwen .nu ontving zijn leerstellige vormgeving van Thomas van Aquino, door Fr. Floridus van Oirschot in zijn genoemd boek op blz. 321 geëerd als , , de grootste Leraar — na Christus en Paulus — aller tijden."

In een periode, dat de R.K. Kerk zich bedreigd zag door een overwoekering van de filosofie van de wijsgeren der Oudheid als Aristoteles en Plato bracht Thomas van Aquino de synthese tussen beiden tot stand, tussen reUgie en rede. In navolging van Aristoteles leert deze leraar der R.K. kerk, die tevens haar princeps scholasticorum is, haar vorst der scholastische wijsbegeerte, dat de mens van nature een sociaal wezen is: , , Homo naturaliter est animal sociale." Het „bonum commune", het algemeen welzijn, ziedaar een andere gedachte van Thomas van Aquino, , , is groter en eerbiedwaardiger dan een welzijn van één persoon." Eten andere op de gemeenschap betrekking hebbende stelling van hem is: , , Elk mens behoort met al wat hij is en wat hij heeft, aan de gemeenschap: zoals elk deel met al wat het is, aan het geheel toebehoort." De vorm, waarin de gemeenschap tot ons komt is die der orde. Alleen door deze orde kunnen zaken, die een eigen bestaan leiden tot een hogere eenheid worden samengevat. Deze hogere eenheid is dan verder een morele orde-eenhei d, welke door Thomas wordt gedefinieerd als „een ordening van het gemeenschapsleven, door de rede vastgesteld, overeenkomstig de eisen van het gemeenschappelijk doel." (Vgl. P. Dr Mr Angelinus, O.F.M. Cap. Wijsgerige Gemeenschapsleer, blz. 81). Alle mensen, die deel uitmaken van één gemeenschap, worden beschouwd als één lichaam, en heel de gemeenschap als één mens, verklaart Thomas (a.v. blz. 72).

• Daarbij valt dit op, dat de buitenkerkelijke gemeenschappen beoordeeld en ingedacht worden naar hetzelfde hiërarchische systeem, dat aan de^ Kerk ten grondslag is gelegd. Thomas gaat daarbij uit van de invloed van de eeuwige wet in het redelijk schepsel; het deel hebben aan deze eeuwige wet door het redelijk schepsel, dat is de lex naturalis, de natuurwet. Kan de mens de inhoud van deze wet kennen en deze wet vervullen? Daarop antwoordt Thomas bevestigend, de beginselen van hetgeen zedelijk goed is, zijn ons ingeplant, onze rede bezit het vermogen die beginselen te begrijpen, door zijn vrije wil is de mens in staat zijn wil op het goede te richten en het dan te volbrengen. Voor zijn eeuwig heil kan de mens het evenwel niet stellen buiten de bovenngituurhjke, goddelijke genade, die hem door de Kerk in haar gemeenschap wordt uitgedeeld. Van tegenstrijdigheid tussen die in de natuur belichaamde wet, die de redelijke mens kan kennen, waarbij dus alle nadruk valt op de ratio, de rede, en de bovennatuurlijke waarheid der bijzondere Godsopenbaring is er niet, omdat beiden hun oorsprong vinden in God. Het is duidelijk, dat hier de opvatting van Rome over natuur en genade zich doet gelden. Rome stelt natuur en genade naast elkaar, ook al wil zij wel het natuurlijke leven plaatsen onder de macht van de Kerk. In Quadragesimo Anno herinnert de Paus er namelijk aan, dat , , ook de sociale orde en zelfs de economische orde aan ons Oppergezag onderworpen zijn." De band die natuur en genade verbindt is dus die der kerkelijke hiërarchie. Men ziet hier het groot verschil met de Reformatie, die ons weer heenwees naar deze waarheid van Gods Openbaripg in de H. Schrift, " dat de mens algeheel verdorven is, derhalve ook verduisterd in zijn verstand, zodat hij om God weer te kunnen gaan verstaan in de natuur, eerst door Gods Geest verlicht moet worden. De bijzondere Openbaring is dus óók nodig voor de kennis van God in de natuur (vgl. Dr H. Bavinck, Geref. Dogmatiek, dl 1, blz. 275).

Deze rationele waardering van de natuur en haar kennis — zodat, op grond van het feit dat onze redelijke natuur, gelijk Rome leert, door God geschapen is, handelen volgens die redehjke natuur van de mens tevens betekent> handelen volgens de wil van God, — heeft ook zijn invloed op de beschouwing en waardering van de maatschappijvorming en van de gemeenschappen in haar. Een onvermijdelijk dualisme tussen natuur en genade treedt hier op. Dit verklaart ook de a priori geen principiële afgrenzing stellende houding van de Aartsbisschop en Bisschoppen in Nederland in hun gezamenlijke vastenbrief van 1946, waarin zij alleen handhaven hun vroegere bepalingen omtrent het lidmaatschap van socialistische verenigingen met de toevoeging „totdat uit de feiten blijkt, dat haar streven niet meer in strijd is met de christelijke beginselen of de christelijke geest." Zij voegden daar toen aan toe, dat zij te zijner tijd een nadere verklaring zouden geven, welke verklaring nog altijd op zich laat wachten. Blijkbaar hebben intussen vele Rooms Katholieken, geleid door de in deze bisschoppelijke verklaring voorkomende erkenning, dat de bisschoppen hun „ogen geenszins sluiten voor de ontwikkeling, die zich thans in socialistische verenigingen aftekent", het bij deze erkende ontwikkeling geen zonde geacht de aanbevolen deugd van voorzichtigheid wat ruimhartiger toe te passen en maar vast lid van de P.v.d.A. te worden of hun stem op haar lijsten uit te brengen. Het valt af te wachten of Rome in deze de vastheid van lijn zal hervinden, die eens sprak uit de woorden van Paus Pius XI in zijn encycliek „Quadragesimo Anno": „Al houdt het socialisme, evenals alle dwalingen, enig element van waarheid in, het is nochtans gebouv/d op een maatschappijleer, die uitsluitend eigen is aan 't socialisme, maar in strijd is met het ware Christendom. Religieus socialisme, christelijk socialisme, is innerlijke tegenspraak, niemand kan tegel ij k een goed k a t h o l i e k zijn en tevens een waar socialist" (Quadragesimo Anno, in § 120). P. GROEN.

RECTIFICATIE. Lees in het vorig artikel, blz. 363, Ie kolom ongeveer m liet midden, 46e regel van onderen , , vooruitstrevend" in plaats van , , conservatief"; 2e regel van onderen in de Duitse tekst „wollen" Inplaats van , , willen".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 augustus 1952

De Reformatie | 4 Pagina's

Gemeenschap in de arbeid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 augustus 1952

De Reformatie | 4 Pagina's