Studentenalmanak 1970 - pagina 197
gesellschaftlichen Erziehung vor dem andern voraus hat, notwendigerweise
sittlich besser, edler werden". Hier past een vraagteken. Is het misschien
niet veleer zo, dat de goede omgangsvormen, die Jhering bovendien ten
onrechte tot de hogere standen beperkte, weliswaar aan de moraal ten
grondslag liggen, maar anderzijds eerst dan op harmonische vnjze in de
persoonlijkheid geihtegreerd worden, als ze verdiept worden door hun
betrekking op het zedelijke principe van de "Achtung" voor de
medemens?
Maar dit zullen we nu laten rusten. Ik wil hier nog iets zeggen over de
"Takt", zoals JHERING hem ziet in het genoemde geschrift. Hij om-
schrijft hem als volgt: "Takt ist das praktisch betätigte Unterscheidungs-
vermögen für das bedingt Anstössige". De takt sluit aan bij het "Anstands-
gefühl", het fatsoensbesef, dat zich negatief uit in de afkeer van het
"Anstössige". Maar niet het abstract-sJgemene, slechts het concreet—
voorwazirdelijke "Anstössige" gaat hem aan. Dat betekent, dat hij slechts
van doen heeft met datgene, wat in abstracto maatschappelijk indifferent
is, maar in concreto, gezien het doel van het menselijke samenzijn (Ziueck
des Zusammenseins), de situatie (Sjiwationj en de persoonlijke verhouding
(persönliche Verhältnis) aanstotelijk wordt. Verder is de takt het sociale
onderscheidingsvermogen (KANT zou hier spreken van "Urteilskraft"), dat
boven de abstracte fatsoensnormen uitgaat en tot een individualiserende en
concretiserende verdieping daarvan komt. Hij draagt als onderscheidings-
vermogen weliswaar een intellectueel accent, maar is anderzijds geheel
praktisch ingesteld en sterk door de vn\ bepaald. Het zedelijke moment,dat
ook aan de takt leiding geeft en dat JHERING weer onder het doel van de
takt (evenals van de "Anstand") thuis brengt, is het "Wohlwollen", d.i. die
positieve, weimenende, zedelijke attitude tegenover de ander, die de takt
in het sociale verkeer verdiept.
De takt in de sociale zin van het woord, die JHERING hier zo fraai heeft
omschreven, lijkt naar mijn gevoel sterk op wat van oudsher binnen de
juristerij genoemd wordt: ars aequi et boni. Deze is het vermogen, de
kunst, om algemene rechtsregels met het oog op het concrete te beslissen
geval te verfijnen en te verdiepen in het licht van de regulatieve principes
der "juridische moraal". Zo veronderstelt de juridische billijkheid het ver-
mogen van de rechtstoepasser om in concreto de hardheid van de wet weg
te nemen. De ars aequi et boni die we met een oud scholastisch woord:
(iuris) prudentia, en met een modem woord: juridische takt, kunnen
noemen, verzet zich tegen de abstracte, formalistische instelling van het
"fiat justitia, pereat mundus". Wat de ars aequi et boni in de rechtspraak
is, is de sociale takt in de sfeer van de omgangsverhoudingen der mensen.
Hij is het praktische onderscheidingsvermogen om in concreto het sociaal-
"richtige" te treffen, in het licht van de regulatieve principes der "sociale
moraal".
Na deze ietwat zwaarv«chtige kant, de "Ernst", nu de lichtvoetige kant, de
"Scherz", van JHERING's belangstelling voor de boni mores. In de
Prolegomena zur Philosophie der gemischten Getränke behandelt
JHERING het probleem van het mengen van wijnen en andere geestrijke
dranken (Eng. bowl, Duits. Bowle).
195
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970
Studentenalmanak | 212 Pagina's
![Studentenalmanak 1970 - pagina 197](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/studentenalmanak/studentenalmanak-1970/1970/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970
Studentenalmanak | 212 Pagina's