GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1940-41 - pagina 179

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1940-41 - pagina 179

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

1607 zich dit tweeledig karakter constafeeren. Allengs echter wordt de allegorische verklaring in meerdere of mindere mate een methode van uitlegging zonder meer, gebruikt tot adstructie van een bepaalde beschouwing der dingen. Na nog eenige ingebrachte bezwaren te hebben behandeld, schrijft ref. : Het juiste inzicht in 't wezen der allegorische voorstelling geeft den sleutel voor de juiste opvatting van het wezen der all'egorie. De allegorie is in haar wezen geen rhelorisch stijlmiddel, dat zich uit de metaphora heeft ontwikkeld, of uiting van een streven om, uit vrees, uit schroom, uit speelsch vernuft,, dingen, die „gewoon" konden worden gezegd, te verbergen door ze „ongewoon" te zeggen en ook zelfs niet personificatie van abstracte begrippen. Ze vindt haar oorsprong in het besef van een andere, diepere of hoogere werkelijkheid en de onmacht om aan die werkelijkheid in de taal van het begripmatige, logische denken uitdrukking te geven : ze beeldt uit, waar de rechtstreeksche beschrijving en beredeneering tekort schiet. Aan de discussie namen deel Prof. Dr F. W . Grosheide, Prof. Dr A. Sizoo en de heer Schuddebeurs. Prof. Grosheide vroeg, of door den inleider wel voldoende onderscheiden is tusschen het uitleggen van een allegorie en het allegorisch verklaren. Het eerste heeft men daar, waar de schrijver een allegorie heeft willen geven, waarbij men dan in de theologie denkt aan beeldspraak als in J o z . 10 en 15 wordt gevonden, beeldspraak bij welke elke trek moet worden aangebracht. Het tweede heeft men, als, wat geschiedenis is, en als geschiedenis moet worden opgevat, ook als allegorie wordt genomen. Dit moet geschieden met vele Schriftgedeelten, omdat de Schrift zelf ons dat leert doen. Daarbij moeten we niet in de eerste plaats denken aan Gal. 4, dat één op zichzelf staand geval geeft, maar liever aan 1 Kor. 10, waar Paulus zegt, dat de oudtestamentische geschiedenis tot leering en vermaning is opgeteekend, voorts aan doorloopende althans terugkeerende allegorische verklaringen, als b.v. dat het huwelijk is de afbeelding van den band tusschen Christus en de gemeente, Egypte het diensthuis der zonde enz. Prof. Sizoo vraagt, of er een criterium is, waarnaar we kunnen beoordeelen of een tekst allegorisch behoort te worden uitgelegd. Is er zulk een criterium niet, dan vraagt spr. zich af of Prof. Woltjer terecht ontkent, dat er willekeur mogelijk is. Verder vraagt Prof. Sizoo of er wel exegese mogelijk is, wanneer juist is, wat spr. beweert, dat de allegorie haar oorsprong vindt in de onmacht om aan de werkelijkheid in de taal van het begripmatige logische

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1940

VU-Blad | 225 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1940-41 - pagina 179

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1940

VU-Blad | 225 Pagina's