Vrije Universiteitsblad 1941-42 - pagina 19

1663 den kring van degenen die de wetenschap beoefenen t.a.v. allerlei diep ingrijpende problemen een bijna eindelooze spraakverwarring heerscht, die den weinig opwekkenden indruk maakt van een huis dat tegen zichzelf verdeeld is, dat wijst wel met smartelijke ernst op de verwoestingen die de zonde ook hier heeft aangericht. En ook hiermee hebben wij den nood der wetenschap nog niet tot op den bodem gepeild. Die nood ligt hierin, dat zij tegen de goddelijke opdracht van Gen. 2 welbewust en principieel in verzet is gekomen, dat zij de verborgenheden in de werken G o d s doorvorscht los van Hem, blind voor de gróote waarheid, dat die werken in Hem alleen haar oorsprong, bestaan en bestemming vinden. Zoo moet het menschelijke weten, welke verrassende en belangrijke vondsten het uit G o d s schepping mag opdiepen, ten slotte toch leiden tot een in beginsel hopeloos verwrongen en daarom totaal valsch wereldbeeld en als gevolg hiervan tot een, het woord mag hard klinken, maar is hier toch op z'n plaats, tot een verleugende levensbeschouwing. Het kon wel niet anders, of van meet af moest de kerk van Jezus Christus wel tegen deze menscheliike wetenschap in verzet komen en er zich niet maar op enkel ondergeschikte punten, doch radicaal tegen over stellen. De opdracht van Genesis 2 ligt daar nog altijd. Zij formuleert in een enkelen sprekenden tekst de profetische, priesterlijke en koninklijke roeping van den mensch Gods, die tot alle werk Gods bekwamelijk is toegerust. Zij kan door de ongehoorzaamheid der menschen, zij kan ook door de wetenschap, die er zich in autonoom zelfgevoel van heeft geëmancipeerd, ongedaan worden gemaakt. Het is een van de fundamenteele beschikkingen der Scheppingsorde, dat de mensch aan de werken Gods hun naam zal geven, en dat dit hun naam zal zijn. Bruut en ruw mag de vervulling van deze opdracht zijn afgebroken door Adam's val, het is de tweede Adam die haar weer opneemt, doorvoert en ten einde brengt, de Christus in wien alle schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn. Niet zoodra is de Christus na zijn dood, en opstanding ten hemel gevaren om zich te zetten ter rechterhand G o d s of Hij stort vandaar zijn Geest uit, en die Geest inspireert van het eerste oogenblik af degenen in wie Hij gaat wonen, tot het verkondigen van de groote werken Gods. Genesis 2 klinkt duidelijk hoorbaar door in Handelingen 2. Christus, het vleeschgeworden Woord, de drager van het wonder der herschepping, de hoogste Profeet en Leeraar, en daarom de vervuiler van de goddelijke opdracht, in een woord de eenige bron en het eenige richtsnoer tevens van alle waarachtige weten-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen