GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1947 - pagina 71

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1947 - pagina 71

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Concept-Contract terzijde gesteld en daarna een ander voorstel (van Prof. Bavinck c.s. tegenover een voorstel Bos c.s.) aangenomen ten aanzien waarvan de Synode echter vervolgens, om de rust en den vrede der Kerken, de uitvoering niet raadzaam verklaarde. Nu kwamen voor de Vrije Universiteit de in 1902 voorgestelde wijzigingen weder aan de orde. Den 3 oen Maart 1903 werd te Utrecht een buitengewone Algemeene vergadering gehouden (zie 24e Jaarverslag, 1904 pag. XXV, V.V.). Uit het Verslag blijkt intusschen, dat inmiddels nog een nadere wijziging in de voorstellen was opgenomen, nl. dat ook de Hoogleeraren lid eener Gereformeerde Kerk zouden mceten zijn. Deze wijziging werd echter niet aanvaard. Overigens zij uit het verslag van het verloop der vergadering het volgende geciteerd: " E e n kleine zeventig personen waren te Utrecht in , , I r e n e " samengekomen, waaronder niet weinig afgevaardigden waren van Gereformeerde Kerkeraden. Over de voorgestelde wijzigingen werd een ernstig, broederlijk debat gevoerd. Van twee zijden werd bedenking ingebracht tegen de voorstellen van de commissie. Eenerzijds wilde men de wijzigingen, die in verband stonden m e t een mogelijk contract met de Gereformeerde kerken, liever laten rusten, totdat dit contract door de Vereeniging en de Synode was vastgesteld. Een quaestie van oppertuniteit. En anderzijds was men van oordeel, dat de nauwere band, die door de voorgestelde regeling tusschen de Vrije Universiteit en de Gereformeerde kerken gelegd werd, in strijd was met het oorspronkelijk karakter der Vrije Universiteit en haar van haar - nationaal karakter zou berooven. Een principieel bezwaar, waarop vooral van Hervormde zijde nadruk werd gelegd. Aan de commissie, als wier tolk Prof. Rutgers optrad, gelukte het echter, de vergadering in haar , meerderheid van de noodzakelijkheid der voorgestelde veranderingen te overtuigen en met enkele kleine wijzigingen werden de statuten en reglementen in him nieuwen vorm goedgekeurd. De meest belangrijke dier veranderingen is wel, dat het lidmaatschap eener Gereformeerde kerk alleen verplichtend werd gesteld voor de hoogleeraren in de Theologie. Oorspronkelijk had de commissie voorgesteld, dat alle hoogleeraren lid moesten zijn eener Gereformeerde kerk, maar de commissie zelf beperkte dien eisch staande de vergadering tot de Theologische professoren, daarmede voldoende aan een van verschillende zijden uitgesproken wensch De ernst van de voorgestelde wdjzigingen werd diep gevoeld. De Vrije Universiteit heeft haar breeden grondslag niet verloochend. Ze bedoelt ook in de toekomst een zegen t e zijn, niet voor een bepaalde groep van kerken, maar voor heel het volk. Maar om dat te kunnen zijn moest de band nauwer worden gemaakt met die kerken, die de Gerefor-

meerde belijdenis niet alleen nominaal bezitten, maar die ook belijden en handhaven. Juist daardoor zal het beginsel zuiverder worden bewaard en meer kracht uitoefenen naar buiten. Wrijving van gedachten bij dit gewichtig moment in de geschiedenis der Vrije Universiteit, waarbij voor de eerste maal sinds de oprichting de statuten werden herzien, moest er wel zijn. Maar de broederlijke geest werd door dit verschil van inzicht niet geschaad. En nu de Vereeniging na rijp beraad een beslissing nam, mag de hope worden gekoesterd dat het scheepke voortaan rustig zijn gang zal kunnen volgen. De vlag van het Gereformeerde beginsel wappert in den top van den mast even helder als tevoren." Tegen den achtergrond van deze geschiedenis schijnt de eerste grond van het voorstel t o t schrapping — dat de V.U. destijds, in tegenstelling m e t nu, op de kerkelijk-Gereformeerde groep steunde — minder juist. Ook toen was de pretentie, dat de Vrije Universiteit een nationaal karakter heeft, dat zij op een breeden grondslag staat en bedoelt een zegen te zijn niet voor een bepaalde groep van kerken maar voor heel het volk. Doch wat met de bepaling werd beoogd was dit, dat zij een meerderen waarborg voor het Gereformeerd karakter der universiteit zou geven. Het lidmaatschap van een Kerk, die over leer en leven, getoetst aan de Gereformeerde belijdenis, tucht oefent, werd als zulk een waarborg beschouwd. Dat zij dit is, kan ook erkenning vinden van de zijde van hen, die — gelijk b.v. de Nederlandsche Hervormden — geredelijk zullen moeten toestemmen, dat — bij de handhaving der Gereformeerde belijdenis, gelijk die tot dusverre in de Nederlandsch Hervormde Kerk geschiedde — het lidmaatschap van die Kerk zoodanigen waarborg niet kan geven en men dus op andere Kerken aangewezen is. De schrapping zonder meer van den eisch van het lidmaatschap van een bepaalde kerk, — gelijk het voorstel wil — is dan ook een zaak, welke zeker niet geacht behoeft te worden instemming te zullen vinden bij allen, die niet behooren tot de Kerken, waarvan het lidmaatschap voor het tegenwoordige verplichtend is gesteld. Intusschen kan worden erkend, dat deze waarborg meer een zaak van beleid dan van beginsel is. Principieel vereischt is hij niet. Zelfs zijn er, die twijfel koesteren of de bepaling principieel wel juist is. En, ook afgezien daarvan, vallen zeker bezwaren niet t e ontkennen. Dit ligt echter naar ons oordeel niet in de twee argumenten die de voorsteller noemt. Dat m e t betrekking tot de bepaling interpretatie-moeilijkheden zouden bestaan, kan bezwaarlijk worden gesteld. Met kerken, behoorende t o t h e t Kerkverband der Gereformeerde Kerken in Nederland kan, gezien het tijdstip, waarop de bepaling is vastgesteld, niet anders worden aangeduid dan het Kerkceriand, waaraan de bezwaarde Kerken, al beschouwen zij zich als voortzetting van de Kerken ter plaatse, zich hebben onttrokken. En in de tweede plaats behoeft in de omstandigheid, dat voor de Hoogleeraren, buiten die der theologische faculteit. 3

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947

VU-Blad | 105 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1947 - pagina 71

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947

VU-Blad | 105 Pagina's