Vrije Universiteitsblad 1947 - pagina 69

Niet voor publicatie bestemd.

PRAE-ADVIES van het Bestuur der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag op het voorstel van M r K. Groen tot wijziging van het Huishoudelijk Reglement voor de Algemeene Vergaderingen en van de Instructie voor het Bestuur

Door het lid der Vereeniging, Mr K. Groen, werd onder dagteekening van i6 Juni 1946 bij Directeuren der Vereeniging ingezonden een voorstel tot wijziging door de Algemeene Vergadering van Huishoudelijk Reglement en Instructie voor het Bestuur in dezer voege, dat met betrekking tot de leden eener eventueele commissie van enquête, als ook tot Directeuren en Curatoren kome te vervallen de eisch, dat zij lid moeten zijn van eene Kerk, behoorende tot het kerkverband der Gereformeerde Kerken in Nederland. Voor dezen zoude dan voortaan gelden de — voor Directeuren en Curatoren reeds in art. 8 der Statuten gestelde — eisch, dat zij bij hun optreden onderteekenen de verklaring, dat zij voor zichzelf persoonlijk het in artikel 2 (der Statuten) aangegeven standpunt aanvaarden en bij al hun handelingen in de eerste plaats de handhaving van het daar uitgesproken beginsel beoogen zullen. De toelichting tot dit voorstel luidt als volgt: "Blijkens de mij toegezonden exemplaren zijn het huishoudelijke Reglement en de Instructie laatstelijk vastgesteld in 1903. Toen was er wellicht reden de zinsneden, waarvan hieirboven de schrapping wordt voorgesteld, te handhaven dan wel op te nemen. De V.U. steunde in dien tijd vrijwel uitsluitend op de kerkelijk-Gereformeerde groep. Dat is sindsdien anders geworden. De V.U. heeft haar basis verbreed en is ook in andere kerkformaties dan de kerkelijk Gereformeerde begonnen wortel te schieten. Leden en begunstigers werden daar gewonnen en tot die andere formaties behoorende hoogleeraren en docenten werden benoemd. Bovendien heeft in de kerkelijk-Gereformeerde gioep sinds 1903 tot tweemaal toe een scheuring plaats gevonden. Met name de laatste dier scheuringen veroorzaakt met betrekking tot de bedoelde artikelen interpretatiemoeilijkheden, nu zoowel "synodale als vrijgemaakte" gereformeerden stellen de rechtmatige voortzetting der 'Gereformeerde Kerken in Nederland" te zijn. De exclusieve reserveering der plaatsen in directorium, curatorium en commissie van enquête voor de leden van (een) bepaalde kerkgemeenschap(pen) heeft derhalve eenerzijds geen zin meer en dreigt anderzijds tot moeilijkheden te leiden. De Statuten eischen dit exclusivisme nergens: zij achten blijkens haar Art. 8 voldoende de instemming met de Belijdenisschriften, die aan alle Nederlandsche Gereformeerden gemeen zijn. Beperking van de Voor het lidmaatschap der bedoelde colleges gestelde eischen — voor zoover betreft de garantie voor het staan op den grondslag der Vereeniging — tot hetgeen dienaangaande statutair is voorgeschreven, is dus wenschelijk. Daartoe strekt mijn voorstel.

bijlage V.U.-blad - nummer 126 -Juni

1947

Ten gunste daarvan kan er nog op worden gewezen, dat in het in 1940 vastgestelde Reglenient voor de Vrije Universiteit ten aanzien van de-hoogleeraren de eisch van lidmaatschap van een tot een bepaald verband behoorende Kerk niet wordt gesteld. Art. II, lid 2 van dat Reglement verlangt van de hoogleeraren en docenten alleen onderteekening der verklaring, dat zij voor zooveel hun onderwijs daarbij betrokken is, het in art. 2 van de Statuten der in art. I genoemde Vereeniging aangegeven standpunt aanvaarden. Als dat voldoende is voor de hoogleeraren, die dagelijks de academische jeugd beïnvloeden, dan is dat zeker ook wel voldoende voor een bestuurslid, curator of lid eener commissie van enquête. Het is trouwens toch wel een vreemde toestand dat Hervormden en ChristelijkGereformeerden wel hoogleeraren enz. kunnen zijn — en metterdaad ook reeds zijn! — , maar zulke hoogleeraren niet mede kunnen benoemen en op hun onderwijs toezien." Het voorstel kwam — om redenen buiten schuld van den voorsteller — op zoo korten termijn voor de jongste Algemeene Vergadering in, dat het niet mogelijk was daarover, zooals art. 19 van het Huishoudelijk Reglement voor wijziging van dat Reglement eischt, een gemotiveerd prae-advies uit te brengen. Voor de wijzigingen in de instructie is naar art. 13 van het Huishoudelijk Reglement het uitbrengen van een gemotiveerd prae-advies aan de beslissing van het bestuur overgelaten, doch het spreekt wel vanzelf, dat reeds om den samenhang met het voorstel tot wijziging van het Huishoudelijk Reglement, Directeuren ook op het geven van een advies oyer de wijziging van de Instructie prijs stellen. Op de jongste Algemeene Vergadering werd op grond van één en ander tot aanhouding van het voorstel tot een volgende vergadering besloten, opdat de zaak alsdan aan de hand van een prae-advies zou kunnen worden behandeld. Tot dit prae-advies overgaande, meenen Directeuren, dat het van belang kan zijn kortelijk de geschiedenis van deze bepalingen te belichten. Daartoe moet men teruggaan op een besluit van de Algemeene Vergadering van 1901, genomen na een referaat van Prof. Rutgers over de vraag: "Mag geoordeeld worden, dat thans de tijd gekomen is, om het Gereformeerd karakter van de Vrije Universiteit door nauwer verband met de Gereformeerde Kerken nog vaster te waarborgen"? (zie 22e Jaarverslag pag. LXV v.v., 1902). Prof. Rutgers wees er daarbij op, dat deze vraag veronderstelt (art. 2 van de Statuten) dat de Vrije Universiteit een Gereformeerd karakter heeft, dat dit gewaarborgd is (art. 12 en art. 8 der Statuten), dat die waarborg

1

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen