GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 72

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 72

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE WET OP HET WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS (II) Een nieuw element in de wet op het wetenschappelijk onderwijs is ook een regeling van het bestuur van de universiteiten en hogescholen. In de oude wet was alleen bepaald, dat het beheer van een rijksuniversiteit was opgedragen aan een college van Curatoren, maar over de interne structuur van een universiteit, over de verhouding tussen Curatoren en Senaat, tussen deze en de faculteiten enz. was in die wet vrijwel niets geregeld. De openbare instellingen waren onder de oude wet niet anders dan onzelfstandige onderdelen van de rijksdienst. Krachtens de nieuwe regeling hebben zij thans rechtspersoonlijkheid welke hun een grotere vrijheid in het beheer zal geven en het bestuur der openbare instellingen in staat zal kunnen stellen om meer zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid de belangen van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek te bevorderen. In verband daarmede zijn dan ook de verantwoordelijkheden van Curatoren, Senaat en faculteiten nader omschreven. De positie van de secretaris van Curatoren is eveneens wezenlijk anders komen te liggen dan oorspronkelijk in de wet van 1876 is beoogd. In de formulering van de hoger-onderwijswet trad de secretaris van Curatoren om de vijf jaren af en was weder benoembaar; hij had voorts recht op een „jaarlijks abonnement" ter dekking van zijn bureaukos8

ten. Typisch dus bepalingen voor een functionaris die vanuit zijn eigen kantoor mede de zaken van een Universiteit te behartigen heeft. De secretaris van Curatoren heeft zich bij de openbare instellingen veelal ontwikkeld tot een centrale figuur in de universiteit of hogeschool, welke tevens de leiding heeft over het bureau der instelling, dat hoe langer hoe meer uitgroeit tot een omvangrijk administratief apparaat. In de nieuwe wet wordt dan ook niet meer gesproken van de secretaris van Curatoren, doch van de secretaris van de Universiteit of hogeschool. De nieuwe wet schrijft voorts ten aanzien van de rijksuniversiteiten voor, dat er een bestuursreglement moet worden vastgesteld, dat de goedkeuring behoeft van de Minister van Onderwijs. De regelingen voor de rijksuniversiteiten en voor de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam ten aanzien van het bestuur zijn zonder meer niet van toepassing op de bijzondere instellingen, maar dat neemt niet weg, dat in de practijk daar toch wel, uiteraard met handhaving van het eigen karakter van de instelling, zoveel mogelijk aansluiting bij zal worden gezocht. In het begin van dit artikel werd gesproken over de veranderde plaats van de gymnasia in ons onderwijsbestel. De wetgever heeft gemeende algemene vorming van de student niet langer te kunnen overlaten aan de afzonderlijke faculteiten of eventuele incidentele oplossingen z.a. interfacultaire voordrachten, studium generale, colleges in algemene culturele vorming etc, maar de mogelijkheid te scheppen van een algemene wijsgerige ondergrond van de studie. Vandaar dat de wijsbegeerte is losgemaakt van de faculteit der letteren en een plaats is toegewezen in de centrale interfaculteit, een nieuwe creatie waarvan de regeling nader in het academisch statuut zal worden vastgesteld. In deze centrale interfaculteit kan weer de grondslag worden gelegd voor een algemene vormend onderwijs voor de studenten op basis waarvan zij dan elk in de eigen faculteit verdere vakstudie volgen. Tenslotte nog een enkele opmerking over de financiële regelingen, in het bijzonder ten aanzien van de bijzondere universiteiten. In hoofdstuk V van Titel III der wet wordt de bekostiging van het wetenschappelijk onderwijs nader uitgewerkt, enerzijds ten aanzien van de openbare universiteiten en hogescholen (artt. 100—109) en anderzijds in de artikelen 110 t/m 117 betreffende de bijzondere universiteiten en hogescholen, met uitzondering van de faculteit der godgeleerdheid aan die universiteiten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

VU-Blad | 184 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 72

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

VU-Blad | 184 Pagina's