GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 142

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 142

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

ernst te maken met de vraag, wat zij doen kan om studenten uit andere delen van de wereld naar zich toe te trekken. De praktijk. Ge zult me misschien voor de voeten werpen, dat dat alles misschien heel mooi gedacht kan zijn, maar dat dit voor de praktijk niet veel oplevert. Dat Nederland in de waterbouwkunde dingen kan bieden die men niet gemakkelijk elders kan verkrijgen, dat is iets, dat kan je verkopen, daarmee kan je iets doen. Daar kan je studenten mee lokken. Maar dat de Vrije Universiteit een heldhaftige poging doet om op een wetenschappelijk volkomen verantwoorde wijze zó de wetenschap te beoefenen, dat God erin gediend wordt, hoe kan je dit gebruiken als een lokmiddel, hoe kan je dit verkopen? En bovendien, is het helemaal waar? We kunnen wel zeggen, dat we in de wetenschap God willen dienen, maar blijft dat niet dikwijls bij een heel stumperig proberen? Is er werkelijk zoveel goeds van te zeggen? En als we niet alleen letten op de beoefening van de wetenschap als zodanig, maar denken aan de Universiteit als levensgemeenschap van studenten en professoren, kunnen we dan uitroepen: komt toch hier heen en ge zult het zelf ervaren dat God in ons midden is? Durven we die pretentie voeren in de wereld? Met andere woorden: wanneer we denken aan de taak, die wij als Vrije Universiteit zo zielsgraag zouden willen vervullen in de wereld, en waartoe we ons ook geroepen voelen, dan gevoelen we tegelijkertijd, dat we wel heel diep ons hoofd te buigen hebben en onze fouten 6

te erkennen hebben. Al spreekt het vanzelf, dat de erkenning van onze gebrekkigheid ons in geen enkel opzicht ontslaat van onze roeping en ons de begeerte om die roeping te vervullen, behoeft te ontnemen. Zending. Ik ben het met u eens, het zal niet zo gemakkelijk zijn om studenten te winnen. Toch is er naar mijn overtuiging geen enkele reden om de gedachte geheel op te geven. Het zendingswerk van de Nederlandse kerken — ik denk hier zowel aan de hervormde als aan de gereformeerde en christelijke gereformeerde kerken — begint in deze jaren een geweldige spreiding te verkrijgen. Wij hebben ons werk niet alleen meer samengetrokken op Indonesië, maar hebben mensen uitgezonden naar verschillende delen van Afrika, naar India, Pakistan, Ceylon, Zuid-Amerika. Het zou denkbaar zijn, dat de Vrije Universiteit faciliteiten zou scheppen en beurzen zou ter beschikking stellen van jonge christenen uit die landen, met wie onze zendingsarbeiders in aanraking komen, zodat zij korter of langer tijd hier zouden kunnen studeren. Dat wil dus zeggen, dat er een samenhang kan worden tot stand gebracht tussen ons zendingswerk, zoals het zich nu over de ganse aardbodem begint te verspreiden, en de Vrije Universiteit. Wanneer de begaafden onder deze jonge christenen een dergelijke kans zouden kunnen verkrijgen, zou dat wel eens van zeer grote betekenis kunnen blijken. Ik wil er in dit verband graag op wijzen, dat Indonesië, het land waar wij vroeger onze zendingsliefde op geconcentreerd hadden, toch zeker ook wel mede dank zij ons voorbeeld — het zij in alle bescheidenheid gezegd — reeds verschillende instellingen van christelijk hoger onderwijs heeft opgericht, instellingen waarmee wij, zodra de verhoudingen tussen ons land en Indonesië weer soepeler worden, zeker contact kunnen opnemen. Het is iets wat ons dankbaar stemt, dat de christelijke samenleving in dat land de noodzaak van christelijk hoger onderwijs aanstonds heeft ingezien. Welnu, het is misschien niet zo'n heel vreemde droom, te veronderstellen, dat wat Indonesië ons te aanschouwen geeft, ook elders zou kunnen gebeuren, mits wij doen wat God ons als roeping begint te tonen. Geen duizenden. U zult al wel begrepen hebben, dat ik in dit verband niet denk aan grote getallen, niet aan duizenden, niet aan honderdtallen, maar hoogstens aan enkele tientallen studenten. Maar laten wij niet vergeten dat ook kleine getallen, indien wij te maken hebben met bekwame, uitgezochte jonge mensen en indien wij trachten hun het beste te geven wat wij te geven hebben, van onschatbare betekenis kunnen zijn. Overigens behoeft het wel geen betoog, dat er onzerzijds heel wat gedaan zou moeten worden, wil dit plan werkelijk kunnen slagen. Om maar enkele dingen te noemen: natuurlijk stuiten we

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

VU-Blad | 184 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 142

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

VU-Blad | 184 Pagina's