GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1963 - pagina 69

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1963 - pagina 69

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

algemeen en stellig, dat de geest aan de Vrije Universiteit niet deugt en dat dit met name ook geldt voor de hoogleraren en andere docenten, blijkbaar zonder uitzondering in alle faculteiten. Ik begin met de opmerking, dat het niet vooral de vraag is, of de geest ergens niet deugt. Helaas kan het verschijnsel dat de geest niet deugt, zich in onze zondige samenleving telkens weer voordoen. In feite stuiten wij er gedurig op. Niet anders dan met een besef van diepe beschaamdheid moeten wij zulks constateren. Ik denk er dan ook niet aan een betoog te gaan voeren in deze zin, dat het aan onze universiteit altijd eendrachtig is toegegaan en dat er in alle opzichten en bij allen een geest heerst, die de toets met de eisen der christelijkheid vermag te doorstaan. De zaak is evenwel, dat er eerst dan rechtmatige aanleiding tot klagen komt, wanneer men het niet meer verstaat tegen een geest die niet deugt, de strijd op te vatten en er de nodige maatregelen tegen te nemen. Laat ik mogen verzekeren, dat voorzover er verschijnselen zijn van een verkeerde geest, onze universiteit er zich bepaald niet bij neerlegt. De instanties welke in dat opzicht een taak hebben te vervullen, zien ,oe en weten waar het nodig is, in te grijpen. Het past mij niet daarover in het publiek uit te weiden. Maar men behoeft er niet aan te twijfelen, of in onze gemeenschap wordt gelet ook op verschijnselen, waardoor de goede geest zou worden

aangetast en is men er op bedacht in het belang daarvan desnoods stevige maatregelen te nemen. Maar nu de feitelijke situatie. Hoe staat het met de geest aan de universiteit en hoe zijn in werkelijkheid de onderlinge verhoudingen? Zonder aarzelen meen ik, in het algemeen gesproken, te mogen zeggen, dat die geest goed is, zulks in lijnrechte tegenstelling met de oud-student die misschien een minder gunstige ervaring heeft opgedaan en die op onchristelijke wijze is gaan generaliseren. Zelf kan ik het beste spreken over mijn eigen faculteit. Ten aanzien daarvan durf ik zonder enige reserve verzekeren, dat de geest onder de hoogleraren in haar midden voortreffelijk is, dat wij in de beste verstandhouding met elkander samenleven en dat ook de verhouding tot de studenten in onze faculteit, gelijk dezen bereid zullen zijn te bevestigen, van vriendschappelijkheid getuigt. Met dezelfde nadrukkelijkheid kan ik natuurlijk niet ten opzichte van andere faculteiten spreken. Maar ik weet er wel zoveel van, dat al zijn de contacten tussen hoogleraren en studenten niet overal even nauw — wat ook in verband met het grote aantal studenten niet altijd mogelijk is —, de verstandhouding behoorlijk of goed is. En wat de geest onder de gezamenlijke hoogleraren betreft, deze kenmerkt zich niet alleen door een te verwachten collegialiteit, maar ook door een hartelijkheid en een besef van verbondenheid, waarvan bij allerlei gelegenheden wordt blijk gegeven. Men versta mij goed. Ik zal niet beweren, dat onder ons het ideaal wordt bereikt. Ik ben er mij van bewust, dat daaraan nog heel wat ontbreekt. Maar over het geheel bemerk ik telkens weer een streven om aan het karakter van een gemeenschap, welke de hoogleraren vormen, beter gestalte te geven. Wij trachten elkander op onze christelijkheid ook in het hoogleraarschap aan de Vrije Universiteit aan te spreken en elkander daarin van dienst te zijn. Ik houd staande, dat bij alle gebreken en tekortkomingen de geest aan de Vrije Universiteit, speciaal bij de hoogleraren en andere docenten, over het geheel wel deugt en dat de onderlinge verhoudingen in het algemeen prettig mogen worden genoemd. 5

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1963

VU-Blad | 186 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1963 - pagina 69

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1963

VU-Blad | 186 Pagina's