GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1968 - pagina 9

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1968 - pagina 9

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

werk in tiet laboratorium mogelijk te maken. De studenten worden na het kandidaatsexamen, dat ze na drie jaar voorbereidende studie kunnen doen, in de laboratoriumgemeenschap opgenomen. Naast hun theoretische scholing leren ze dan van de stafleden, hoe ze met de kostbare instrumenten moeten omgaan, hoe nieuwe proeven worden opgezet, uitgevoerd en verwerkt. Ondertussen helpen ze zelf de eerste en tweede jaars studenten bij eenvoudiger proeven op de praktica. Na het doctoraal examen blijft het kleinste deel verder werken voor een proefschrift. De anderen worden leraar óf werken als natuurkundige in laboratoria van de industrie of de overheid. Enkelen prefereren een technisch-commerciële werkkring. Gedurende de laatste tien jaar neemt de belangstelling van de studenten voor uitzending naar de ontwikkelingslanden opmerkelijk toe. Zij kunnen tijdens hun studie speciale cursussen volgen, die hen op het werk in deze landen voorbereiden. Prof. dr. C. C. Jonker

Aan de natuurkundige prof. dr. C. C. Jonker zijn de volgende twee vragen gesteld. Vraag; Waarom zijn de onderdelen wiskunde en natuurwetenschappen tot één faculteit samengevoegd? Antu'oorti: De vakken wiskunde, sterrenkunde, natuurkunde, scheikunde, aardwetenschappen, plantkunde en dierkunde, zijn voor ons onderling erg verschillend. Ze zijn echter in een ontwikkelingsproces van eeuwen al verder uit elkaar gegroeid en lijken nu weinig gemeen te Hebben. Vanaf de bloeiperiode van de Griekse wetenschap tot na de Renaissance werden meerdere van deze vakken echter tegelijk door één man beoefend en werden al deze vakken aangeduid met één term: „philosophia naturalis". In de tijd daarna kregen de verschillende vakken al meer een eigen karakter, doordat zich al duidelijker een afgrenzing van hun gebied van onderzoek aftekende. Het gemeenschappelijke van de methode van onderzoek bleef echter een hechte band vormen. Deze gemeenschappelijke methode is: het verzamelen van kwantitatieve gegevens over de onderzochte verschijnselen door het doen van proeven en de samenvatting van deze gegevens in een theorie. In deze gedachtengang paste de wiskunde, bij haar i'erdere ontwikkeling, steeds minder. De wiskunde was echter onmisbaar voor de ordening en beschrijving van de verschijnselen en wordt dan ook zeer veel gebruikt in de sterrenkunde, natuurkunde en scheikunde en minder in de andere vakken, hoewel ook hier een tendens naar een toenemend gebruik is. Verder hangen de vakken onderling samen omdat bijv. de scheikunde in de biologie wordt gebruikt en de natuurkunde in de scheikunde en beide weer in de aardwetenschappen. Er is in de laatste 30 a 40 jaar een nieuwe samenbindende kracht ontstaan door het opkomen van allerlei combinaties van vakken en het onderzoek op het aanrakingsgebied tussen twee vakken. Voorbeelden hiervan zijn: biochemie, biofysica, toegepaste wiskunde, microbiologie en geofysica.

10

p» . i '

^m %

Vraag: De snelle ontwikkeling, die de Vrije Universiteit als geheel en die ook uw faculteit doormaakt, vraagt ongetwijfeld van hen die erbij betrokken zijn grote inspanning. Brengt dit niet het gevaar mee, dat daaraan zoveel aandacht wordt besteed dat het specifieke karakter, waaraan de V.U. haar bestaansrecht ontleent, op de achtergroad raakt? Antwoonl: Deze vraagstelling suggereert dat het specifieke karakter van de Vrije Universiteit vooral om bezinning vraagt op de wetenschaj> en haar resultaten. Het'^sgrote aantal studenten zou zoveel p r ^ l e m e n scheppen dat er voor deze bezinning geen tijd overblijft. Hoewel dit gevaar aanwezig is, moet deze vraag toch in een ander geheel geplaatst worden. Het grote aantal studenten, de toename van het aantal studenten en de grote verscheidenheid van vakken, roepen organisatorische pro-

blemen op, temeer omdat ook nog de eisen van korter en efficiënter studeren door maatschappij en regering worden gesteld. Al deze problemen vragen echter óók om oplossingen, waarbij het specifieke kat a k g ^ van de V.U. een rol speelt. De wijze waarop nl. een gemeenschap van docenten en studenten functioneert,;, bepaalt hóe een student w e t e ö s ^ p „leert", hóe zijn tot ontplooiing persooftli|kh iet wetenschappelijk komt en h onderzoek wS It aangepakt. In de vraag is stil: ijgend ondersteld dat y scheiding is tussen er ;e werk en de theorehet t i s c j ^ ^ ^ n n i n g op het specifieke k a f ^ K r . In de gemeenschap die onderwijs en onderzoek bedrijft, zijn echter de organisatorische en wetenschappelijke problemen voortdurend tegelijk aan de orde. Deze problematiek is apart besproken op het congres „De toekomst van de Vrije Universiteit" dat in januari 1968 gehouden werd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1968

VU-Blad | 226 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1968 - pagina 9

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1968

VU-Blad | 226 Pagina's