GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 153

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 153

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

VERHOUDING TOT DE KERKEN Over de wijze waarop de verhouding van de Vrije Universiteit tot de kerken inzake de faculteit der godgeleerdheid is en wordt geregeld, moet ik hier het een en ander mededelen. Ik begin met een beknopte schets van de bestaande toestand op dat punt. De bedoelde zaak is geregeld in een uitvoerige overeenkomst, die in 1908 is aangegaan tussen de Vereniging waarvan de Vrije Universiteit uitgaat, en de Gereformeerde Kerken. Deze overeenkomst is nog altijd van kracht, zij het dat daarin in 1966 enige veranderingen werden aangebracht. Deze veranderingen hadden in hoofdzaak tot strekking — afgezien nu van de kwestie der collecte — duidelijk vast te leggen dat de overeenkomst uitsluitend betrekking heeft op de opleiding tot de dienst des Woords ten behoeve van de genoemde kerken, en dus niet op het wetenschappelijk onderzoek dat door dezelfde faculteit wordt ondernomen en evenmin op andere opleidingen voor een kerkelijk ambt of anderszins eventueel ten behoeve van andere dan de Gereformeerde Kerken. Voor het overige is die overeenkomst van 1908 geheel in wezen gebleven. Ook is het niet de bedoeling haar thans op zij te zetten. Is het nodig voor het verstaan van de genoemde overeenkomst terug te gaan tot de periode, voorafgaande aan 1908? Die gedachte is in de vergadering te Deventer gewekt. De gang van zaken in die achterliggende periode is stellig belangrijk, vooral ook om te doen uitkomen dat de universiteit oorspronkelijk vrij wilde staan niet enkel van de staat, maar evenzeer van de kerk. Maar naar mijn mening heeft het voor het doel dat ons nu bezighoudt, weinig zin zich in die voorgeschiedenis te verdiepen. Men kan natuurlijk willen vaststellen, dat er van het begin af, voor wat betreft de faculteit der godgeleerdheid, een opzettelijke binding is geweest aan de drie formulieren van enigheid, of wil men liever, aan de belijdenis van de Gereformeerde Kerken, als men daarbij dan maar in acht neemt dat bedoeld is de historische kerk der zeventiende eeuw en niet de kerken welke momenteel die naam dragen (want deze bestonden in 1880 nog niet in haar huidige organisatorische vorm). Hoe het zijn moge, het is weinig relevant zich thans nog op te houden met bepalingen en uitspraken uit de eerste periode der Vrije Universiteit, waarbij altijd in geding komt het artikel met de bepaling van de grondslag. Het is immers zo dat dit oorspronkelijk wel onveranderlijk was verklaard, maar na de wijziging der statuten in 1965, evenals andere artikelen, voor verandering vatbaar is, zij het slechts met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Men kan zulks een kwalijke zaak vinden en ook naar mijn mening is een dergelijke opheffing van een onveranderlijke verklaring een kwalijke zaak. Maar dat is nu eenmaal een feit, dat niet meer ongedaan gemaakt kan worden. Het recht om het desbetreffende artikel te wijzigen, is sedert 1965 aanwezig. Dit houdt onder meer in dat de bovenbedoelde binding van de faculteit der godgeleerdheid aan de drie formulieren van enigheid, indien dit wenselijk of nuttig wordt geacht, kan worden opgeheven. Basis op het moment is de overeenkomst van 1908. Tevoren was er alleen een voorlopige overeenkomst, die al dateerde van 1891, toen zij was gesloten met de synode van de uit de Doleantie voortgekomen kerken. Dat een meer opzettelijke regeling van de verhouding, ook nadat die kerken in 1892 verenigd waren met de Christelijke Gereformeerde Kerk, zo lang is uitgebleven, moet in belangrijke mate worden verklaard uit de omstandigheid dat er in die jaren herhaalde pogingen zijn ondernomen om tussen Kampen en Amsterdam tot een eenheid van opleiding

D O O R PROF. DR. D. N A U T A

te geraken. Eerst toen bleek dat de kans daartoe was uitgesloten, heeft men zich serieus toegelegd op het tot stand brengen van een definitief akkoord. Het besef was duidelijk aanwezig dat da voorlopige overeenkomst niet kon worden beschouwd als voor het doel genoegzaam. En het kan ook niet blijven bij incidentele besluiten, zoals toen in 1903 de Vereniging te Utrecht het lidmaatschap van een Gereformeerde kerk verplichtend stelde voor de hoogleraren in de godgeleerdheid, dit bedoeld als een stap om te

VU-BLAD

15

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

VU-Blad | 187 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 153

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

VU-Blad | 187 Pagina's