GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 296

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 296

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

m

u

m

werkzaamheden, die me het meest ideale lijkt. De gedachte om als Universiteit en Vereniging tegelijk ergens naar toe te werken, lijkt me van belang.' - Kan tiet gemiddelde vragen meedenken?

lid over dit soort

'Ik vind de inbreng van de leden op verschillende niveaus van belang. Het niveau van het beleven van een religieuze band, ook met het werk van een universiteit, is van blijvende betekenis. Maar is daarmee nu uitgeput wat een Vereniging aan een universiteit kan leveren? Zéker onder een belangrijk gedeelte van de vereniging zit een potentieel dat gebruikt kan worden om met een universiteit mee óp te werken en met de universiteit mee te denken, juist vanuit een sterke maatschappelijke betrokkenheid. Ik dacht dat het meer een complement was op wat gebeurt, dan dat er iets in de plaats moet komen van wat bestaat. Ik praat ontmoetingsdagen met het gemiddelde verenigingslid niet weg. Integendeel. Hun inbreng is op 'n bepaald vlak wellicht juist dieper dan van mensen, die snel geneigd zijn om alles in de intellectuele sfeer te verwoorden. Maar daarnaast heb je dus ook 'n meer speciale inbreng vanuit de vereniging, die van nut kan zijn. Ik denk daarbij aan de Raad van Bijstand, die de ontwikkeling mee zou kunnen begeleiden en er richting aan zou moeten geven.' - Het zou 'n soort van braintrust moeten worden voor fiet aan de orde stellen van problematieken? 'Ja, dat neem ik graag over.' - Kan er vanuit de vereniging meegedacht worden over de keuze van projecten, die worden onderzocht? 'Als gesprekspartner daarbij kan ik me op een bepaalde manier de vereniging indenken, maar ook als subsidiënt van onderzoeken, die tussen de wal en het schip dreigen te geraken en waarvan de vereniging vindt dat het toch belangrijk is, dat ze worden uitgevoerd.' Zoekend naar een beeld voor de verhouding VU-Vereniging komt prof. Goudzwaard terecht bij dat van de supportersvereniging van een profclub. Er wordt aangemoedigd, maar ook gefloten vanaf de tribunes. Nooit echter mogen de suporters proberen het scheidsrechtersfluitje in handen te krijgen. Er wordt meegeleefd, maar niet vanuit een machtspositie. Aan de vraag hoe de organisatorische 32

u

u

m

structuur van de vereniging zou moeten zijn, gaat bij prof. Goudzwaard echter vooraf de vraag waar hij zelf mee zit, nl. hoe de Vrije Universiteit in deze tijd haar maatschappelijke verantwoordelijkheid moet beleven. Dat de wetenschapsman 'n stuk maatschappelijke verantwoordelijkheid draagt, is voor hem geen vraag. 'Een wetenschap, die zich van de vraag afmaakt wat haar maatschappelijke verantwoordelijkheid is, bewijst in wezen niet meer te weten wat wetenschap behoort te zijn.' De verantwoordelijkheid van de economist omschrijft hij met de woorden van Keynes: economen dragen niet de verantwoordelijkheid voor de samenleving als geheel, maar wèl voor de mogelijkheid van menselijk samenleven. 'Als ik dan zie als econoom dat er onder het motto van welvaartsvergroting een uitputting plaatsvindt van grondstoffen en milieu, dan komt de vraag op of je als'• econoom nog mag meedoen aan het dek-

m

ken van een dergelijke ontwikkeling, wanneer dat zou betekenen dat de toekomstmogelijkheden voor menselijk samenleven wegvallen. Zo kan vanuit elke wetenschap de verantwoordelijkheidsvraag gesteld worden. Ben je wel met het goede onderzoekthema bezig? Welke thema's kies je en waarom? Praktisch alle faculteiten hebben te maken met de vraag van het bedreigde menszijn. De krachten van wetenschap en techniek dreigen verzelfstandigde machten te worden, die hun eigen ontwikkeling doorzetten, zonder dat de vraag aan de orde komt of het nu wel wezenlijk dienstbaar is aan de mensheid wat gebeurt. Die vraag hoort stellig ook in de vereniging thuis.' Kritische bezinning acht prof. Goudzwaard vooral ook nodig over het mensbeeld, dat gehuldigd wordt. 'Geen enkele wetenschap kan zonder 'n mensbeeld, maar tegelijk is wetenschapsbeoefening - of ye 't nu wilt of niet - ofwel een ondersteuning van het in de samenleving heersende mensbeeld of 'n kritische verwerping daarvan.'

De vragen van 16 juni \Ne\ke vragen zal prof. dr. B. Goudzwaard\ voorleggen aan de ledenvergadering van1 de VU-vereniging op 16 juni? Prof. Goudzwaard: 'De sleutelvraag is: hoe; ziet u in de toekomst de zin van en deï functie van de Vereniging voor Wetenschappelijk Onderwijs op Gereformeerde; Grondslag in relatie tot de Vrije Universiteitt nu de financiële band (100% subsidie) is; weggevallen? Dat is de sleutelvraag. Als ik( die vraag betrek op de driehoek maatschappij-universiteit-vereniging, kan ik daar-aan drie vragen koppelen, die leiden tott een goeie probleemstelling van die "hamvraag". 1. De eerste is: welke problemen ziet u als; lid van de vereniging spelen in de maatschappij, die van steeds grotere betekenis worden en waar naar uw mening ook de wetenschapsbeoefenaar mee te maken zal krijgen. Hoe ziet u, als verenigingslid, die maatschappij in ontwikkeling; op welke punten loopt ze spaak. 2. De tweede vraag is (dat is 'n moeilijker vraag): hoe ziet u nu die verhouding van universiteit en maatschappelijke ontwikkeling? Hoever reikt de maatschappelij-

ke verantwoordelijkheid van de universiteit, van de wetenschapsbeoefenaar. Beaamt u dat in de wetenschapsbeoefening een verantwoordelijkheid voor een maatschappelijke ontwikkeling van meetaf-aan zit ingebakken en als u ja zegt, hóé ziet u die maatschappelijke verantwoordelijkheid dan? Dus dat is de vraag; hoe kan de universiteit op de juiste wijze inhaken op de maatschappelijke ontwikkeling? 3. En dan volgt daaruit dus de derde vraag. Als je eerst zegt welke maatschappelijke problemen er spelen en als je vervolgens zegt, dat de universiteit daar ook een zekere verantwoordelijkheid voor heeft, dan is de derde vraag: hoe kan nu een vereniging zó inwerken op een universiteit dat die aan die verantwoordelijkheid tegenover de maatschappij kan toekomen. Onderdeel van die vraag is: welke kanalen zou je daarvoor moeten kiezen, welke eisen stelt dat aan de huidige organisatiestructuur van de vereniging? In welk opzicht zou deze moeten veranderen om op de juiste wijze op die universiteit-in-beweging in te werken?'

.mxwM^mgsmmmstmsmsswmmim^^^^s^B^^tSBSiimtim^iKmsaK^msm^

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 296

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's