GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 496

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 496

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

Burgerüjke ongehoorzaamheid in Nederland Het probleem van het recht en de rechtsorde is naar mijn mening het feit dat het recht en de rechtswetenschap uiteindelijk helemaal niet voorbereid waren om te reageren op de politieke en sociale veranderingen van deze tijd. Vele premissen over recht en orde, over rechtshandhaving, over straf, over hiërarchische gezagsstructuren, over de staat als het centrale zenuwstelsel van de samenleving, over de illegitimiteit van verzet tegen de op geldige wijze gekozen gezagdragers, over de instemming van geregeerden, zijn onder vuur genomen en aan hevige kritiek blootgesteld. Een herwaardering - herijking - van al deze premissen is aan de gang. De gebondenheid aan de wet is ook zo'n probleem. De gebondenheid aan de wet roept de vraag op: gebondenheid van wie? Het ongelukkige feit doet zich voor dat in onze rijke wereld (in Oost-Europa en in de Verenigde Staten) de belangrijkste politieke leiders zich vaak niet veel aantrekken van hun gebondenheid als gezagdragers aan de wet. Het grenzeloos cynisme dat bij hen bestaat om op het politieke strijdtoneel de beperkingen die hem door het nationale of internationale recht worden opgelegd eenvoudig opzij te schuiven, doet de gebondenheid van de burger aan de wet in een ander perspectief plaatsen. Ongehoorzaamheid van de burger als reactie op wetsovertredingen en ordeverstoringen van bovenaf moet onderscheiden worden van ongehoorzaamheid in situaties waar de gezagdragers hun taken wèl binnen de wet vervullen. Dit nu is precies het verschil voor een analyse van burgerlijke ongehoorzaamheid in de U.S.A. - het onderwerp van mijn proefschrift - en burgerlijke ongehoorzaamheid in Nederland. We zullen voor Nederland nog een aantal extra vragen moeten stellen. Het probleem is niet de keuze tussen absolute gehoorzaamheid aan de wet enerzijds of ongehoorzaamheid anderzijds. Na 1945 is zo'n absolute gehoorzaamheid, althans voor de generatie 'oorlogskinderen', eenvoudig onmogelijk geworden. Kern van het probleem is het trekken van de grens; wanneer en waarom is ongehoorzaamheid geoorloofd en nog sterker: wanneer zijn we verplicht ongehoorzaam te zijn. Het probleem wordt nog gecompliceerder als wij hieraan toevoegen: in een democratie. Het probleem van burgerlijke ongehoorzaamheid is vooral het probleem van minderheden die keer op keer overruled worden door een apatische of intransigente meerderheid, en die zich daarom moreel niet (meer) gebonden achten aan de plicht tot gehoorzaamheid. Het is niet het probleem van een permanent onderdrul<te minderheid, zoals in een dictatuur. Het is de problematiek van de per-

door dr. Kees Schuyt

manente verliezers: hun stem wordt wèl geteld, maar haalt nimmer de meerderheid; zij zijn wel vrij om zich te organiseren, maar ondervinden hierbij allerlei sociale hindernissen op hun weg; zij zijn wel vrij om contracten af te sluiten, eigendom te verwerven etc, maar zij zijn sociaal-economisch onmachtig om deze vrijheden te effectueren. In een andere terminologie zouden we kunnen spreken van een groep burgers, die leeft in een moreel en politiek ghetto, in een politieke gemeenschap die voor het overige allerlei kenmerken van een democratie vertoont. Tot hoever is zo'n groep burgers gebonden aan de wet? Burgerlijke ongehoorzaamheid heeft in de geschiedenis plaatsgevonden') tegen een imperialistische oorlog (Thoreau's verzet tegen de Mexicaanse oorlog), tegen discriminatie van Indiërs in Zuid-Afrika (Ghandi in 1908-1910), tegen de Duitse overheersing in Noorwegen, Denemarken, Nederland (1940-1945), tegen rassendiscriminatie in ZuidAfrika (Luthuli in 1952), tegen rassendiscriminatie en armoede in de Verenigde Staten (SNCC, GORE en de SCLG van M. L. King van 1958-1968), tegen de discriminatie van Ghicano's en Indianen, tegen de oorlog in Zuidoost-Azië, tegen corruptie in het regeringsapparaat, tegen uitbuiting en onmacht, tegen ecocide, tegen bureaucratie, paternalisme en de dubbele moraal van politieke of universitaire leiders, dit allemaal in de Verenigde Staten van 1956-1972; tegen de discriminatie van Katholieken in Noord-lerland in 1968 (Civil Rightsmarch o.l.v. B. Devlin in Londonderry). Samenvattend komt het vooral over als een strijd ten behoeve van mensen met zwarte, bruine, rode en gele huidskleur en tegen de hiërarchie van het blanke ras. Stellen we hiertegenover de acties van burgerlijke ongehoorzaamheid in Nederland, dan kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat het hier om Madurodamachtige situaties gaat. In Amerika en elders gebeurt alles veel

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 496

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's