GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 259

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 259

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 ^ magaüne 37

kuituur. Maar waarheid en wetenschap, dat gaat niet. De waarheid brengt de wetenschap niet verder, maar brengt haar tot stilstand.

Marx en Freud We zijn terug op de VU. Er zijn nogal wat vragen binnengekomen. Laten we de belangrijkste er uit pikken. Een gaat over Marx en een over Freud. Vraag 1. U betwist dat arbeid(svcrhoudingen) de geestelijke ontwikkeling determineert. Maar hoe breit u aan elkaar dat de marxistische theorie de stoot tot zoveel onderzoek kan en kon geven en toch verworpen zou moeten worden. Antwoord: hoewel de uit een totaaltheorie afgeleide hypothesen toetsbaar en juist kunnen zijn hoeft de totaaltheorie in haar geheel dat nog niet te zijn. Stel men doet de foutieve bewering dat men uitsluitend weekbladen leest en trekt daaruit de konklusie dat men, op het moment het VU-magazine voor de neus hebbend, in ieder geval geen dagblad aan het lezen is, dan is de konklusie wei juist. Deze passus, die verkeerd startte boet dus niet aan logische overtuigingskracht in. Zo ook kan de verhouding tussen theorie en daaruit afgeleide hypothese(n) zijn. Uit de foutieve, want veel te strikt gestelde, onderhouw-bovenbouw relatie van Marx leidde een wetenschapsbeoefenaar af dat het abrupte wegnemen van mensen op 65-jarige leeftijd uit het arbeidsproces geestelijke aftakeling bevordert. Zijn onderzoek gaf hem gelijk (J. Breuker, Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam). In grote lijnen is de marxistische theorie allang onhaalbaar gebleken en verworpen. Ook de Verelendungsgcdachte (in de kapitalistische landen worden de rijken rijker, de armen armer) is allang achterhaald. Toch is de grote theorie nog niet uitgeput — getuige J. Breuker. Laten we het zo formuleren: het grote schip is iang geleden lek gestoten. Er is schipbreuk geleden. Maar op het uitstekende drijfhout kan nog menig wetenschapsmens zich prima redden. Vraag 2. S. Freud wordt door u wel heel erg afgekraakt. De Pythia van Delphi denkt om haar hachje en Freud om zijn kliëntele. Foei. Hij mag dan geen Pietje-Precies op vakfilosolisch terrein zijn geweest, hij was in de eerste plaats een psycholoog en menselijk observator en hoe een. Hij ontdekte dat som-

mige mensen duidelijk aanwijsbaar een oedipuskompleks hadden en tevens was hij zo eerlijk te bekennen dat het bij anderen „verdrongen" was. Hij zou juist een slecht psycholoog en een onsportief wetenschapsmens geweest zijn als hij het laatste over het hoofd gezien dan wel ontkend had.

Sportjournalistiek Op deze vraag zijn diverse antwoorden mogelijk. Toen we een definitie van theorie gaven merkten wc op dat de theorie heel nauwgezet de dikwijls gekompliceerde en ogenschijnlijk tegenstrijdige omstandigheden aan te geven heeft waaronder bepaalde verschijnselen zullen optreden. Het voorbeeld was: specilikatie van intelligentienivo der leerlingen en verband met verwacht positief dan wel negatief eiïekt dat een bepaalde wijze van leerstofaanbieding bewerkstelligt. Als Freud zo'n goed waarnemer was, dan moest het voor hem toch niet moeilijk geweest zijn de preciese voorwaarden voor het openlijk optreden van het oedipuskompleks aan te geven. Het tweede antwoord is het volgende: Freud probeerde in zijn theorie bij voorbaat met alle verschijnselen rekening te houden. Alle is het aantal zichtbare plus het aantal onzichtbare (verdrongen) oedipuskompleksen. Daardoor bedrijft hij sportjournalistiek: een wedstrijd heeft drie uitslagen: winst, verlies of gelijk. Zo hebben we ook „alle" feiten bij elkaar! De al reeds bestaande journalistieke theorie luidt: in het eerste geval is de tramer goed, in het tweede slecht (in het derde geval schorten we ons oordeel nog even op). Dus, onverschillig welke uitslag, we kunnen onmiddellijk deze theorie er aan vastplakken. Een goede theorie werkt andersom. Een goede theorie is er eerder dan de verschijnselen. Zij brengt de feiten juist voor. In deze bewoordingen (van de vakfilosofen) heeft er de schijn van dat de Pythia weer gesproken heeft. De feiten waren er immers al (zie ook het wedstrijdvoorbeeld). Vandaar dat een tweede uitwijding over de verhouding theorie en feit hier op haar plaats is. We gaan anders te werk dan de vorige keer. We beginnen nu met feit en we brengen feit voorlopig niet in verband met theorie. We definiëren het losgekoppelde feit als een (uitspraak over een) toestand, een stand van zaken (Wittgenstein), Waar komen we uit?

Wel, toevallig hanteerde de Argentijnse schrijver en bibliothecaris Jorge, Luis Borges (1899) min of meer dezelfde definitie bij het scheppen van zijn absolute en komplete bibliotheek. Daarin zijn voor eens en voor altijd alle feiten van deze, de toenmalige en de toekomstige wereld bijeengebracht. Dat is zo gegaan: de boeken zijn gevuld met alle kombinaties van mogelijke letters, woorden, tekens en daardoor met teksten en zinnen in alle denkbare talen en op deze wijze zijn alle feiten bijeengegaard. Toegegeven, ze zijn verpakt in een schier oneindige hoeveelheid onuitspreekbare hele en halve onzin, maar dat houtwol is te verwijderen.

Bibliotheeic Toch, als iemand voor zijn promotie zijn dissertatie moet schrijven dan zegt zijn professor niet: Vraag bij ZWO een reisbeurs aan voor Buenos Aires en kom terug met een boek uit de bibliotheek van Borges. Waarom niet? Wel, al die notities in het boek dat louter feiten zou bevatten hangen als los zand aan elkaar. Er zit geen verband tussen. Er is geen ordeningsprincipe. Het boek bevat een gigantische verzameliftg feiten die we curiosa genoemd hebben: pal naast elkaar staan zinnen als: een miljoen Britten verloren vorige zomer het leven. En, de groene vliegeroveralls zijn uitverkocht. In de zinnen zeil zit ook geen verband. Want in ons voorbeeld zegt het uitverkocht zijn niets over de groene vliegeroveralls op zich. Raadsels en nog eens raadsels. De professor geeft dus geen cent voor de bibliotheek. Een schrijver (Borges) heeft ons weer eens laten zien hoe het juist niet moet. Maar de professor zegt ook niet zonder nadere specilicering tegen de aanstaande promovendi: Gaat en onderzoekt. Als de onderzoeker blind aan het onderzoeken slaat, gebeurt er immers precies hetzelfde als bij het snullelen in de komplete bibhotheek van Borges. Hoogstwaarschijnlijk komt de onderzoeker thuis met dingen die niets met elkaar te maken hebben. De professor weet dat er een schier oneindige hoeveelheid zaken te vinden of op te delven is, zoals er ook een schier ontelbare hoeveelheid uitspraken' over te doen zijn (de feiten). Wat de wetenschapsmens nodig heelt is een idee, een leidraad voor hij überhaupt aan de slag gaat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 259

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's