GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 381

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 381

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

1^ magazine 27 of wat met „God" wordt bedoeld. Totdat een onderzoek als dit uitwijst, dat slechts 56 % van de ondervraagden zegt te geloven in God als een persoon met wie een mens kan omgaan in een relatie van ontmoeting, gebed, aanbidding. Is God daadwerkelijk present in de geschiedenis? Is zijn hand te zien in het bestaan? Wijst die 56 % erop, dat voor veel mensen God er nauwelijks direct bij betrokken is, hoewel ze wellicht er wel mee zouden instemmen dat Hij er in het begin ooit bij betrokken is geweest? De vraag naar God is in de jaren zestig en zeventig steeds nadrukkelijk gesteld, binnen de officiële kerken, maar vooral ook erbuiten. „God is dood" was een slogan waar velen zich, geschrokken, tegen verweerden. Het zou wel eens kunnen zijn, dat met de woorden „God is dood" al te haastig een heel stel vragen de kerk uit zijn gewerkt, terwijl ze toch levensgroot voorkomen. „Godis dood" is dan misschien te sterk uitgedrukt, „God op non-actief" is het in ieder geval wel. Groot is dat verschil overigens niet. De gemeente zal, onder andere met het oog op het functioneren van de kerkdienst, het gesprek over God opnieuw moeten aanvatten. „ Vragenderwijs geloven" vergt bijeenkomsten, waarbij niet steeds op het niveau van credo en gebed over God gesproken wordt. Dat is Voor velen te hoog gegrepen. Als de eredienst uiteindelijk zoiets bedoeld te zijn als de lofprijzing van de Naam, dan zal er eerst veel voorwerk gedaan moeten worden. Het komt er dan wel op aan dat voorwerk even waardevol wordt geacht als de eredienst zoals we die zojuist omschreven. Gebeurt dat niet, dan zal iemand die, misschien aarzelend, gaat deelnemen aan een gesprekskring „vragen over God" steeds het gevoel hebben dat kerkgangers hoger genoteerd staan dan hij. De kerkdienst (bedoeld is nu de kerkdienst zoals we die feitelijk kennen) krijgt dan een aureool dat ze niet verdient. Worden kerkdiensten niet voorafgegaan en omgeven door „gespre/(J(en ovamGod" dan verliezen ze het contact met de real iteit.

Tenslotte We hebben de kerkdienst getekend als een — spannend! — moment tussen komen en gaan. Het onderzoek leverde daarbij enkele interessante vraagstellingen op. Hoe nu verder? Het is ondoenlijk aanwijzingen te geven, hoe een en ander in de praktijk moet worden gerealiseerd, ledere gemeente is zo uniek, dat het zelfs

uiterst riskant zou zijn als men ook maar de indruk zou wekken dat er kant en klare middelen zijn die overal te baat kunnen worden genomen. Inmiddels is de belangstelling voor allerlei vragen rondom de kerkdienst door het onderzoek in Haarlem-Oost gewekt of gestimuleerd. En die toegenomen interesse vraagt om praktische uitwerking: „ Waar beginnen we? Hoe palfken we het aan?" Uit respect voor wat alleen ter plaatse bedacht en gedaan kan worden, zien we af van een gedetailleerde beschrijving van een werkroute. 't Zou een slag in de lucht zijn. We willen volstaan rrtet enkele opmerkingen die het karakter dragen van suggesties. Misschien kunnen ze dienst doen als gesprekstof voor gemeenten, diezich op de kerkdienst willen bezinnen.

DE KERKDIENST: De kerkdienst behoort de aandacht te krijgen die ze verdient zowel kwantitatief (de kerkdienst als wekelijks terugkerend gebeuren, met een hoge investering aan tijd, geld en mankracht) als kwalitatief (het belang datvelen aan de kerkdienst hechten). DE COMPLETE GEMEENTE: De gemeente van Jezus Christus houdt op compleet te zijn als zij één van haar centrale aspecten — te weten vieren, dienen, leren en zorgen — voor elkaar — opgeeft of verwaarloost. GEMEENTELEDEN: Het behoort tot de verantwoordelijkheid van alle gemeenteleden zich, ieder op een eigen wijze en naar eigen mogelijkheden, te verdiepen in de bedoeling van het gemeente-zijn en mee te helpen zoeken naar wegen om deze bedoeling in eigen omgeving te realiseren. HET AMBT: Ambtsdragers (de kerkeraad) zijn er om gemeenteleden zo te helpen en te begeleiden dat zij zich direct betrokken weten bij de uitvoering en de besluitvorming van wat in de gemeente dient te gebeuren. HET BELEID: Het beleid van een gemeente bestaat uit het stelselmatig, stap voor stap uitzetten van een route, die leidt van het in die bepaalde gemeente gegeven uitgangspunt naar het voor die bepaalde gemeente bereikbare punt. EREDIENSTEN KERKERAAD: Of een werkgroep eredienst een gelijkwaardige plaats krijgt toebedeeld in de vormgeving van de gemeente of niet, vormt een aanwijzing Voor het al dan niet serieus nemen van ,,de kerkdienst" in het geheel van het gemeente-leven. Hetzelfde kan gezegd worden van de ruimte die de vragen van de eredienst krijgen op de agenda van de kerkeraad. INTEGRATIE: Het isolement van de zondag en de zondagse kerkdienst kan enigszins verholpen worden als men ervoor zorg draagt dat het gebeuren tijdens de kerkdienst verbonden is met andere activiteiten (school, gezin, catechese, voorbereidingsgroepen, nagesprek, bijbelkring e.d.), waardoor de integratie wordt bevorderd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 381

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's