GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1977 - pagina 216

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1977 - pagina 216

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

i ^ magazine 38

nam dat het kind was gestikt, of „pre-tuberculeus" moest zijn (wat dat dan ook mag zijn), daar nu eerder geneigd zijn aan SIDS ken.

dat het geweest zal men te den-

Andere verhoudingen Prof. Donner meent, dat vooral door het wegvallen van andere doodsoorzaken, zoals bij voorbeeld longontsteking of tbc de aandacht van de medici bij SIDS terecht is gekomen. Tegelijk (we spreken nog steeds over het laatst van de jaren-50 en het begin van de jaren-60) groeide de interesse ervoor vooral in Amerika en Engeland. De komst van de elektronen microscoop stimuleerde het onderzoek aanzienlijk. Daarnaast kan ook invloed zijn uitgegaan van de andere houding die ouders zijn gaan aannemen tegenover het overlijden van hun kinderen. Prof. Donner: ,, Vroeger werd min of meer ingecalculeerd dat er één of meer kinderen op jeugdige leeftijd zouden overlijden. Iedereen maakte dat wel mee in z'n omgeving: het werd geaccepteerd. De doodsoorzaak kreeg dan van de arts, die met groot gezag was hekleed, en wiens kennis minder ver reikte dan nu het geval is, wel een naam. De ouders hadden totaal geen medische kennis. , Die verhoudingen zijn veranderd. Wanneer je als medicus nu zou constateren dat een kind is overleden aan een aangeboren hartafwijking, dan willen ouders heel precies weten wat er aan de hand is geweest. Je kunt hen niet veel meer wijsmaken."

Vorderingen De laatste drie jaar lijken in het onderzoek dat naar SIDS wordt gedaan enige vorderingen te zijn geboekt. Zo zijn er aanwijzingen gevonden, dat bij een bepaalde groep kinderen sprake was van afwijkingen in de ademhaling of in het zenuwstelsel. Van oorzaak en gevolg kan in zulke gevallen niet worden gesproken. Het zijn niet meer dan richtingen waarin verder wordt gezocht. Belangrijker wellicht is, dat men heeft gevonden dat baby's in ,,lagere" sociaal-economische klassen van de bevolking meer kans hebben aan SIDS te overlijden dan de baby's uit

de ,,hogere". Toen men die aanwijzing eenmaal in de vingers had, is men gaan proberen of in die richting iets te doen zou zijn aan preventie (voorkomen) van SIDS. Bij een onderzoek dat in Sheffield (Engeland) werd verricht werden pasgeboren baby's ingedeeld in groepen voor wie een hoog en een laag risico gold. Dat werd gedaan aan de hand van door de ouders in te vullen vragenlijsten waarop zaken voorkwamen als: bloedgroep van de moeder, leeftijd van de moeder, sociaal-economische klasse, baby wel of niet te vroeg geboren, huisvesting, moeder wel of niet getrouwd. Flink wat sociale gegevens, naast de medische. De dertig procent van het totaal aant£il baby's die op grond van die vragenlijsten de meeste kans liepen op SIDS, werden weer in twee groepen gedeeld. Eén groep kreeg extra-begeleiding, de andere groep niet. Na twee jaar bleek dat in de niet-begeleide risico-groep negen op duizend onderzochte kinderen aan SIDS waren overleden; in de groep die extra-begeleiding ontving overleed er één van de duizend (het gemiddelde voor Engeland en Wales was 1,5 per duizend baby's). Een gevolg van dit onderzoek is geweest dat in Sheffield de kinderen voor wie een verhoogd risico geldt, allen extra-begeleiding ontvangen. Ook al is nog niet bekend waardoor SIDS wordt veroorzaakt, kan toch tot op zekere hoogte aan preventie worden gedaan.

Obductie Het wetenschappelijk onderzoek naar SIDS kan niet zonder obductie (sectie op het stoffelijk overschot). Maar ook als die medisch-wetenschappelijke noodzaak er niet zou zijn, beveelt prof. Donner toch obductie aan. „Alleen via obductie is definitief vast te stellen wat de doodsoorzaak is geweest. We weten uil ervaring dat ouders die niet absoluut zeker weten waaraan hun kind is overleden, met vragen komen te zitten: zou het toch iets aan het hart hebben gehad? Is het dan nog wel verantwoord om een volgend kind te krijgen? Vandaar dat we altijd aanraden meteen toestemming voor obductie te geven. Vreemd genoeg zijn het nog al eens huisartsen die tégen obductie adviseren. Ze menen — begrijpelijk overigens — dat

het gezin al zo zwaar getroffen is door het overlijden van de baby, dat een obductie er niet nog eens bij kan. Dat is jammer, want het hangt in veel gevallen van de huisartsen, of in het ziekenhuis, van de assistenten die de patiënten begeleiden af, of de familie toestemming wil geven. Obductie is absoluut noodzakelijk".

Contact Sinds men zich op het pathologisch instituut bezighoudt met SIDS is daar een ongewone situatie ontstaan. De patholooganatoom pleegt zich over het algemeen niet zo zeer direct met patiënten bezig te houden, maar werkt vooral voor andere medische specialismen; het is een ,,klassiek voorbeeld van een specialisme voor specialisten" (prof. Donner). Nu heeft men direct en vaak langdurig te maken gekregen met ouders van wie een kind aan SIDS is overleden. Er bestaat bij die ouders dringend behoefte aan contact. Niet alleen met de behandelende medicus, maar ook met andere ouders wie hetzelfde is overkomen. In Amerika en Engeland zijn daartoe zelfs ouder-verenigingen opgericht. In Nederland bestaan die niet. Wel heeft het pathologische instituut zo nu en dan ouders met elkaar in gesprek gebracht over het overlijden van hun kinderen. Zulke contacten blijven niet .tot één gesprek tussen ouders en medicus beperkt. Het duurt vaak langer dan een jaar voordat ouders het verlies van hun kind enigszins hebben verwerkt en in die hele periode is er contact. ,, We kennen een ouderpaar dat in oktober '74 een kind heeft verloren en die nu onlangs weer een baby heeft gekregen. Ze leven nog steeds met de angst ook dit kind te kunnen verliezen. We krijgen trouwens nogal eens geboortekaartjes van ouders van wie eerder een kind aan SIDS is overleden. Na een maand of drie •— voor die ouders altijd een inoeilijke periode — bellen we dan eens op om te horen hoe het gaat."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1977 - pagina 216

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's