GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1977 - pagina 236

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1977 - pagina 236

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 ^ maga-dm 14

U-235 omhooggebracht worden. Dit zijn de zgn. verrijkkingstechnieken. Tijdens de tweede wereldoorlog werden er in de USA zeer omvangrijke verrijkingsinstallaties gebouwd. Deze produceerden uranium met een hoog gehalte U-235, wat nodig was voor de aanmaak van atoombommen. Enige tijd na de oorlog ontstond er een overschot aan verrijkt uranium, wat tegen dumpprijzen op de markt werd aangeboden. Dit goedkope uranium maakte het mede zeer aantrekkelijk om de vreedzame toepassing van kernenergie te gaan ontwikkelen. Daarnaast is de vreedzame ontwikkeling van de kernenergie er weer mede de oorzaak van, dat een groter aantal landen in staat is om een kernbom te fabriceren. Als een land zelf een verrijkingsinstallatie bezit is dat zonder meer duidelijk. Daarnaast is er nog een andere mogelijkheid. In het afval van een kerncentrale bevindt zich namelijk nog een bruikbaar materiaal. Dit is het zgn. plutonium, dat ook voor een kernbom gebruikt wordt. De Amerikaanse atoombom op de Japanse stad Nagasaki was z o n plutonium-bom, die op Hiroshima was een uranium-bom. De essentiële technieken voor de militaire- en vreedzame toepassingen van kernenergie, zijn dezelfde. Beide toepassingen moet men dan ook niet los van elkaar zien. Het is veeleer een siamese tweeling.

Non-proliferatie In dat kader moeten we ook het verdrag tegen verspreiding van kernwapens zien. Dit zgn. Noiï-Proliferatie Verdrag (NPV) werd in 1968 in de VN opgesteld en is vanaf 1970 voor de ondertekenaars van kracht. De kemwapenstaten die het verdrag ondertekenden (USA, Sovjet-Unie en Gr. Britt.), beloven daarin de nietkemwapenstaten op geen enkele wijze te helpen bij het verkrijgen van een kernwapen. De vreedzame toepassingen van de kernenergie moeten volgens dat verdrag juist gestimuleerd worden. Om dit alles , .veilig" te laten verlopen wordt er door de International Atomic Energy Agency (IAEA) kontrole op de gang van zaken uitgeoefend. De hoeveelheid splijtbaar mate-

riaal (uranium en plutonium vooral), die in omloop is, wordt bijgehouden. Het probleem bij deze lAEA-kontrole is dat alleen achteraf gekonstateerd kan worden of er splijtbaar materiaal uit de omloop verdwenen is. En de IAEA geeft zelf toe dat dit nooit met een 100% zekerheid bepaald kan worden. Op die manier is het zeker mogelijk dat er miniscule hoeveelheden plutonium bijv. of in het milieu of in ,,verkeerde harxlen" terechtkomen. Een grote kemreaktor produceert al zo'n 200 kg per jaar. Dit plutonium is bijzonder giftig, zeer kleine gedeeltes van een gram kunnen al dodelijk zijn.

den alleen aan de huidige grote mogendheden voorbeschikt zijn. Een zeer begrijpelijke reaktie natuurlijk. Afzien van kernwapens betekent voor deze landen volstrekte militaire afhankelijkheid van het Westen. Het is de vraag wat op dit moment te prefereren is. Een beperkt aantal kemwapenstaten met eventueel nog mogelijkheden voor ontwapening of een groot aantal kemwapenstaten, waaronder landen als Brazilië, Iran, Zuid-Afrika, landen met reaktionaire en/of militaire regiems, waarin van enige demokratische kontrole geen sprake is.

Verschuiving Tegenstrijdig We kunnen constateren, dat in het NPV een tegenstrijdigheid is ingebouwd. Door een stimulering (is uitbreiding) van de vreedzame toepassing van kernenergie wordt het juist voor veel landen gemakkelijker om een kernwapen te ontwikkelen. De essentiële benodigde technieken zijn dezelfde, zeiden we al. En die uitbreiding van het aantal kemwapen-staten willen de ondertekenaars juist tegengaan. Het ziet er ook niet naar uit dat een kontrole van de lAEAopditpunteffektief kan zijn. Als een land een atoombom wil ontwikkelen en de techniek onder de knie heeft, gebeurt dat gewoon. Het NPV boet ook nog aan kracht in als we bedenken dat het v e r d r ^ binnen drie maanden voor de ondertekenaars opzegbaar is. Verder hebben niet alle kemwapenstaten het verdrag ondertekend. Frankrijk, China en India hebben dit tot nu toe geweigerd, evenals de potentiële kandidaten: Brazilië, Israël, Pakistan en Zuid-Afrika. Al met al lijkt het onmogelijk om op deze manier een verdere uitbreiding van het aantal kemwapen-staten te voorkomen. De eerste praktijkvoorbeelden zijn er al; India bracht in 1974 een kleine kernbom tot ontploffing en Israël produceert in een geheime centrale genoeg plutonium om per jaar een atoombom te produceren. Dit wordt volgens experts al op kleine schaal uit het afval gezuiverd (opgewerkt). Volgens veel Derde Wereld-landen werkt het NPV diskriminerend. Kernwapens zou-

Het introduceren van vreedzame toepassingen van kernenergie in ontwikkelingslandenis al in de jaren '50 begonnen. Nade Geneefse ,,/4/OW/o/-peace "konferentie in 1955 sloten verschillende ontwikkelingslanden verdragen met de geïndustriahseerde landen voor de levering van kerntechnologie. Het betrof meestal de levering van kleine kemreaktoren (zgn. researchreaktoren) waarmee een land ervaring met kernenergie kan opdoen. Deze tendens zette pas goed door toen de olieprijzen eindjaren '60 gestadig begonnen te stijgen. In deze tijd stelde de IAEA een onderzoek in naar de potentiële markt voor kerncentrales in een groot aantal ontwikkelingslanden. In eerste instantie ging het om een kostenvergelijking tussen energieopwekking d.m.v. kerncentrales en d.m.v. konventionele centrales. Dit onderzoek werd in 1971 gestart. Na herwaardering van de gegevens i.v.m. de oliekrisis eind 1973 kan het resultaat in een staatje samengevat worden. Hierin staat het aandeel van de verschillende energiebronnen in de energievoorziening van een aantal ontwikkelingslanden aangegeven, zoals voorspeld door de IAEA voor 1979 en 1989.

1979 1989

waterkracht

fossiele brandstof

kemenergie

36% 28%

60% 37%

4% 35%

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1977 - pagina 236

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's