GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1978 - pagina 455

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1978 - pagina 455

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

bZJ magazine 13

j

Het laatst genoemde artikel over Christendom en Natuurwetenschap had een merkwaardige aanleiding. Bavinck had in de Eerste Kamer, bij de behandeling van de Indische Begroting, een rede gehouden, waarin hij een uitspraak van Du Bois-Reymond, die hij reeds in zijn Gereformeerde dogmatiek had weergegeven en besproken, improviserend in het Nederlands citeerde. Die uitspraak luidde: ,,die neuere Naturwissenschaft, wie paradox dies klinge, verdankt ihren Urs-pntng dem Christentum". Geheel onopzettelijk liet nu Bavinck in zijn Nederlandse weergave het woord ,,nieuwere" weg. Ondanks het feit dat het uit het gehele betoog duidelijk was dat aan Bavinck de natuurwetenschap na de middeleeuwen voor ogen stond, was deze omissie voor Dr. Ch. M. van Deventer aanleiding tot een artikel in de Gids, waarin hij niet alleen Bavinck's betoog aanviel, maar ook diens integriteit in twijfel trok en zich tenslotte in felle woorden tegen het Christendom richtte. Op deze aanvallen van de heer van Deventergaat Bavinck niet in. Hij zegt er slechts van: ,,zijn voorbeeld van polemiek bekoort mij niet". Maar hij grijpt deze gelegenheid wel aan om uitvoeriger en vollediger gedocumenteerd aan te tonen, dat het christelijk denken in de ontwikkeling van de westerse natuurwetenschap een niet te miskennen rol heeft gespeeld. Zo beschouwd mag dit artikel daarom een vroege voorloper genoemd worden van Hooykaas' boek over ,,Religion and the rise of modern science".

Kuyper In tegenstelling tot hetgeen bij Bavinck het geval was. heb ik uit Kuyper's werken niet tot een van nature aanwezige belangstelling voor en vertrouwdheid met de problemen van wereldbeschouwing en natuurwetenschap kunnen besluiten. In zijn openingsrede over ,,Souvereiniteit in eigen Kring" wijdt hij aan de natuurkundige faculteit wel enige rethorische volzinnen, maar zegt hij in feite niets meer dan dat deze faculteit zich niet kan beperken tot ,,meten en wegen" en dat ook natuurkundigen hypothesen maken. In een uitvoeriger bespreking van deze faculteit in zijn, in 1894 verschenen Encyclopedie der Heilige Godgeleerdheid, herhaalt hij dit, noemt hij Kosmogonie en Evolutietheorie als

voorbeelden van niet-exacte natuurwetenschap en wijst hij op het ontbreken van een encyclopedie der natuurwetenschappen. Op de mogelijke en in feite aanwezige spanningen tussen godgeleerdheid en natuurwetenschap gaat hij echter ook hier niet in. Ditzelfde geldt ook nog van de Stone-lezing die hij in 1898 in Princeton, N.J., hield voor ,,Het Calvinisme en de Wetenschap". Wel roert hij hier even de evolutietheorie aan, wanneer hij zegt: ,,het jongste beweren, dat de wetten van erfelijkheid en verandering, die geheel de organisatie der natuur beheersen, doorgaan ook op menselijk gebied, is nu reeds de ,, common creed" van alle evolutionisten geworden ''. Maar wanneer hij dan, mede op grond hiervan besluit, dat dus ,,op overtuigende wijze blijkt, hoe ook in deze eeuw de gehele ontwikkeling der wetenschap een kosmos onder-

stelt, die niet aan het spelen van het toeval ten prooi is, maar bestaat en zich ontwikkelt uit één beginsel, naar vaste ordinantie, doelende op een vast plan" en daaraan nog toevoegt dat dit ,,in volkomen harmonie is met het calvinistisch belijden", dan lijkt het toch wel alsof hij, zelfs in de windstreek van het evolutionisme, geen wolkje aan de hemel ziet. Maar het tegendeel blijkt waar te zijn wanneer hij slechts eenjaar later aan de Vrije Universiteit zijn befaamde rectorale oratie over ,,Evolutie" houdt, die hij aanvangt met de van onheil zwangere volzin: ,,Onze negentiende eeuw sterft weg onder de hypnose van het Evolutiedogma". Onder dat ,,dogma" blijkt hij dan te verstaan het,, Joor de aanhangers der Evolutie beleden absolute beginsel" van een kosmos, zonder plan, van een ontwikkeling zonder doel, die louter door mechanische en chemische werkingen en door het toeval wordt bepaald en waarin het sterkere het zwakkere altijd moet overwinnen. Dit beginsel in al zijn consequenties voor alle aspecten van het menselijk leven uitwerkend, construeert hij dan zelf het beeld van een alles omvattende en het gehele menselijk leven beheersende levens- en wereldbeschouwing, die ,,niet slechts atheïstisch, maar anti-the'istisch is en op alle religie als menselijk zelflyedrog den ban legt". Hij betoogt dan in den breede dat de ,,weelde van feiten", die door het wetenschappelijk onderzoek van de Darwinistische school aan het licht zijn gebracht en door ,,elk wie het licht mint" slechts kan worden geroemd, aan zulk een Evolutieleer geen grond biedt, waarna hij tenslotte aantoont dat deze leer op esthetische, ethische en religieuze gronden moet worden verworpen; Wie zich de moeite getroost om deze, in druk 51 bladzijden tellende rede, aandachtig tot het einde toe te lezen, zal zeker diep onder de indruk komen van de eruditie van de spreker, van de uitgebreide kennis die hij zich van zijn onderwerp heeft eigen gemaakt, van zijn wereldwijde gedachtenvlucht en van zijn onuitputtelijke rethorische woordkunst en tenslotte niet minder van zijn hartstochtelijke drang tot verdediging van ,,het heilig pand der christelijke reUgie". Wanneer men deze rede vergelijkt met het bovengenoemde artikel van Bavinck over Evolutie, dat in druk slechts 15 bladzijden telt, maar in eenvoudiger termen een niet minder diep-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1978 - pagina 455

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

VU-Magazine | 484 Pagina's