GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1978 - pagina 209

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1978 - pagina 209

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

nl magazine 31 (26) zijn aangetroffen; lagen roodbruine as ter dikte van een centimeter of twintig tot zelfs anderhalve meter. En verder trof men hier en daar een heel eigenaardige structuur aan van de klei, die zou kunnen wijzen op industriële bedrijvigheid in een grijs verleden. Kilometer na kilometer is dr. Griede langs de slootwanden gewandeld van vers gegraven sloten (ruilverkaveling) in het Friese landschap. Een dragline onthult aanzienlijk meer geheimen van de bodem dan een boor. Zo trof dr. Griede in de slootwand scheefstaande blokken klei, die de indruk wekken van menselijke activiteit. Een uit een Duitse publicatie overgenomen tekening over een zoutwinnerij in NoordDuitsland kan verhelderen wat hier is geschied.

Kleiblokken Om de veenlaag te bereiken moest men eerst een dikke laag klei van minstens een halve meter afgraven. Dat gebeurde door zware blokken klei in een reeds afgegraven veenput te kiepen (zie illustratie). Het vrijkomende veen werd daarna afgegraven. Als zich zo weer een nieuwe put had gevormd, kwam het naastliggende kleiblok aan de beurt enzovoorts. Dat kan de regelmaat verklaren van de scheefstaande kleiblokken in de slootwanden. Uiteraard daalde op deze wijze het bodemoppervlak. De vroegere veengebieden liggen nu dan ook alle beneden N.A.P. De behoefte aan veen moet zo groot geweest zijn dat men op den duur zelfs bereid was een kleilaag van anderhalve meter dikte te verwijderen om het veen te bereiken. Dit is waargenomen ten noordwesten van Wetzens, bij Reidswel en ten oosten van Ee. De veenafgraving voor de zoutwinning vond vooral plaats in de Anjumer Kolken en in het gebied tussen Dokkum, Jonswier en Oostrum. Er zijn aanwijzingen dat daarmee al begonnen is voor 700 A.D. Tenslotte nog een stelling van dr. Griede: ,. Ter bevordering van het inzicht in de relatie van de prehistorische mens tot zijn natuurlijke oingevini^ dienen meer dan tot nu toe het' i^eval is, aardwetenschappelijk gevormde onderzoekers hij archeologische opgravingen te worden betrokken". Een handelseditie van dit proefschrift, opgenomen in de publicatieserie van de Fryske Akademie wordt uitgegeven door Uitgeverij Rodopi te Amsterdam. (BvK)

Is/rr Mefresaifefft^ngen AflITBCflS

l

jungtrtr

Abb 48, Schematische Darsïcliutig des Saiztorfabbaus und sctncr fotgcn im Raumc Langcncti—Nordmarsch Ohen. Vorj;ang der Zcrstorung ausgcdehntcr Halligtlachcn durdi Salztorfabbau unicr Halligland ini hohen und spatcn Mittclaiter. Kajcdeiche schützten dic Abbaugebicic vor Soninierubcrflutun^cn. Vnttn: Die heutigen Verhalinissc im gleichen Gebict. In unzcrsturtcn Rcstgcbicten (ganz rechts) liegt eine Schicht jüngercn Anwachses über der miiielaltcrlichen Übcrflache. Die durch den .Abbauvorgang vertieften Flachcn (links) wurdcn zunachst in ein Watigcbict verwandelt, in deni alle höhcr liegenden Teilc wie Kaïedctchc und Salzsicdcrsiedlungen durch Erosionsvorgangc abgctragcn wurden. Nur dic Grundflachcn und künstlichen Eintiefungcn wie Püttlöchcr, Zisterncn und Grabcn, ieiztcre tcilweisc mii Salzaschc gefullt, blieben crhaltcn. Durch Verlandung entstand hier allmahlich neucs Halliglind, dessen Ausdchnung durch Uftrabbruch bis zur Gegenwart standig verringert wurdc. Vielc der heutigcn ^X'arfcn von Langcncft—Nordmarsch (ganz rechts) smd wahrcnd der jüngcren Halligphasc errichict. Trotz des gcnngen Ahcrs sind sic im untcren Teil von einer Schicht lunger Cberflutungsscdimentc bcdeckt.

Reconstructie van de methode van veengraven van onder een bedekkend sedimentpakket (naar Bantelmann, 1966)

Scheefstaande kleiblokken in de noord-friese bodem, die het vermoeden wekken, dat hiet vroeger zout is gewonnen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1978 - pagina 209

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

VU-Magazine | 484 Pagina's