GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1980 - pagina 162

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1980 - pagina 162

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

magazine 28 zaak te achten, indien men eens voor goed alle gevaar voor ernstiger verwikkeling in een zoo netelig vraagstuk als dat eener vorstelijke successie kon afsnijden? Of aarzelt Van Lynden, omdat hij het met zich zelf niet eens is over den weg, dien men heeft in te slaan? Dit kon. Want inderdaad, men verhele het zich niet: de moeilijkheden, waarvoor zulk een vraagstuk u plaatst, zijn van diep ingrijpende aard! Daar is al aanstonds de vraag: Heeft men in 1813 en "14 welgedaan met de Kroon der Nederlanden op gewone wijze erfelijk te verklaren, ook na een eventueel uitsterven van het Huis van Oranje-Nassau? Volgt het zoo van zelf, dat zeker buitenlandsch Vorstenhuis, dat niets met ons verleden van doen heeft, enkel wijl een prins er van een prinses uit ons Huis huwde, hier Koningshuis moet zijn? Men wijst op de toestemming der Staten-Generaal, die voor zulk een huwelijk, zal het gelden, eisch is. Maar we vragen toch in ernste: biedt dit meer dan een waarborg in schijn? Viel er ooit over zulk een voordracht een ernstige discussie? Is er ooit over zulk een aanvrage gediscussieerd in het besef, dat men over Nederlands toekomst handelde? Bovendien, wie kan er voor instaan, dat een huwelijk, dat thans aanemelijk schijnt, over drie jaar niet hoogst bedenkelijk zal zijn geworden? Eens zijn we eene vrije Republiek geweest, en, naar luid van de historie en het zeggen van alle deskundigen, was dit Republikeinsche tijdperk nog het rijkst in glorie. Maar al komt ook ons voor, dat, na de gebeurtenissen van 1789, het denkbeeld om, wat God verhoede, tot dezen regeeringsvorm terug te keeren, min aanbevelenswaard is, toch behoeft daarom de vraag niet op de lippen gesmoord, of ons historisch verleden ons niet op iets hoogers en iets edeIers recht geeft, dan op de zelfverlaging, die er ligt in

het bij erfenis overgaan onder vreemde Heerschers. Wat zou er ook in steken, indien men in de Grondwet voorschreef: 1. dat de regeeringsvorm erfelijk rn^onarchaal zal blijven; 2. dat zoolang er Prinsen van Oranje-Nassau zijn, deze de Kroon erven; maar 3. dat bij onverhoopte ontstentenis van zulke prinsen, de Kroon door de Staten-Generaal, in dubbelen getale saamgeroepen, aan zulk een Vorstenhuis zal worden opgedragen, dat het best waarborg biedt van de Oranje-traditiën te zullen voortzetten? Op de tegenwerping, dat dit een erkenning der Volkssouvereiniteit zou zijn, komen we thans niet terug. Hierover is vroeger door ons in den breede gesproken. Ze is daartoe te weinig ernstig gemeend. Hoofdzaak is maar, dat men, behoudens de rechten die de Koning nu eenmaal bezit, en dus nooit dan door zijn toedoen, zulk een regeling vaststelle, die, kwam men aan het ergste toe, ons uit dit ergste weer naar het ,,best mogelijke" leiden kon. Slechts ter opheldering van onze bedoeling voegen we hier nog de verwijzing aan toe naar een bepaald geval. Het liet zich denken, dat op het oogenblik van het uitsterven van het Huis van Oranje-Nassau geen onzer prinsessen of nakomelingen van prinsessen uit den bloede in maagschap stond met het hertogelijk Huis van Nassau, en dat toch de natie, indachtig aan haar historie, zeer besliste voorkeur schonk aan een Vorstenhuis, dat het ,,Wilhelmus van Nassauwen" op onze lippen zou laten leven. ( . . . ) Wel weten we, dat zekere pogingen, door het Hertogelijk Huis van Nassau aangewend, om zich hier te lande te vestigen, min gunstig zijn opgenomen. Ook dat de verhouding tot machtiger nabuur bedenking kon opleveren. En niet het minst, dat de ongelukkige sympathiën van den tegenwoordigen Hertog voor de legitimistische Vorstenclub te Weenen, hém persoonlijk ten eenenmale onmogelijk zouden maken.

Maar men vergete niet, dat we volstrekt niet spreken over een geval dat voor de deur staat. Veeleer over een geval, dat, zoolang de Heere onzen Kroonprins nog spaart, niet bestaat en door de tijdingen van het Loo nog verder weg is geschoven. Over een geval dus, dat wel misschien eerst voorkomt, als de kleinzoon van den tegenwoordigen Hertog hoofd van zijn Huis zal zijn. Hoeveel nu kan er in dien tusschentijd niet veranderen? Te Beriijn? Te Weenen? In den Haag? Met zoo geheel speciale verhoudingen rekenen we dus niet. We zien uitsluitend op de groote lijnen der historie. En het is slechts in den loop dier gedachten, dat we bij maniere van voorbeeld het alleszins denkbaai" geval stellen, dat na twee of drie geslachten de Kroon der Nederlanden, in den

weg van apanage b.v. aan Saxen-Koburg-Gotha zou vervallen, terwijl er nog Nassau's leefden, aan wie het volk zijn hart schonk. En het is met het oog op zulk een alleszins denkbaar geval, dat we de vraag der bespreking overwaardig achten, of bij betere en juistere regeling van de Troonopvolging, de rechtstreeksche erfelijkheid der Kroon niet tot het Huis van Oranje-Nassau zelf zou te beperken zijn. Doch hoe het antwoord op deze vraag ook uitvalle, ja, ook al koos men voor de streng-legimistische opvatting, geregeld moet het vraagstuk der Troonopvolging in elk geval. Er moet voor gezorgd, er moet tegen gewaakt, dat de onnauwkeurigheid van onzen wetgever niet te eeniger tijd gevaar van een verwoeden oorlog over Nederland en Europa brenge.

Wonderlijk verschijnsel waait over: Christenen in uniform 23 april - Het ,,SalvationArmy", anders gezegd: 't Bekeeringsleger, is voor een deel den Atlantische oceaan overgestoken, en uit Engeland in Amerika aangekomen. Aan het hoofd staat ,,generaal" Railston; onder hem 9 meisjes, die alle den titel van kapitein of luitenant voeren. De generaal draagt een donkerblauw pak, met geel afgezet, een zwart leeren helm met een rood lint, waarop staat Salvation-Army. De vrouwelijke kapiteins en luitenants dragen rokken van gelijke soort, en breedgerande hoeden met linten als de beschrevene. De bedoeling is in alle groote steden van Amerika bidstonden te houden, en opwekkingen (revivals) te doen ontstaan. Voorloopig strijdt het leger te NewYork en Newark. Eerst wilde het gezangen zingend door de straten trekken, en op kruispunten en pleinen prediken. Maar de politie stond het niet toe, en de lieden huurden toen verschillende zalen, waar zij nu driemaal daags bidstonden

houden. De hoorders zijn tot nu toe bijna enkel nieuwsgierigen. De vergadering wordt gewoonlijk door den generaal met gebed geopend. Hij houdt dan een korte, vrij eentoonige aanspraak, die hij blijkbaar van buiten kent. Dan volgen de ,,officieren" met langer toespraken en vermaningen. Deze vrouwen zien er zeer gewoon uit. Hun beschaving is niet groot. Te oordelen naar hun taal zijn 't echte Cockney's (Londenaars), althanszij plaatsen de /; of laten die weg, aan 't begin der woorden, juist waar dit niet moet. Onmiskenbaar spreken zij met de kracht der overtuiging. Bij elke prediking wordt gecollecteerd. Het Salvation-Army is door een methodistisch geestelijke in Engeland in 't leven geroepen. Volgens Railston telt het in Engeland reeds duizenden strijders, 't Is in elk geval een der wonderlijkste verschijnselen onzes tijds op Christelijk gebied, en een waarover 't oordeel zeer uiteenloopt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's

VU Magazine 1980 - pagina 162

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's