GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1981 - pagina 27

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1981 - pagina 27

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 2 dec.

Hoi Inderdaad, Jurjen, zo'n gezag als Waterink had, is niet meer van deze tijd. Het is, volgens mij, ook meer gezag dan deskundigheid wat hij uitstraalt. Sterker nog, juist dat gezag belemmert mij nogal eens om zijn — toch onmiskenbare deskundigheid te zien. Het patriarchale toontje waarop Waterink zich tot zijn lezeressen (nbl) richt, maakte me bij het lezen om beurten kwaad en aan het lachen. Die patriarchale toon proef ik zowel in zijn hoofdartikelen, als in zijn beantwoording van vragen in „Moeder". Verder zit er nogal wat verschil tussen die 2 rubrieken. In de hoofdartikelen schrijft Waterink vooral vanuit zijn opvattingen over normatieve pedagogiek. Aan de hand van heel konkrete voorbeelden uit het dagelijks leven weet hij zijn pedagogische en theologische kennis en ervaring op boeiende, soms haast demagogische, wijze aan de vrouw te brengen. Bij de beantwoording van vragen over probleemkinderen vond ik veel meer van Waterinks specifieke kennis en ervaring op het gebied van ontwikkelingspsychologie, pedologie en speciale pedagogiek naar voren komen. Leuk om te lezen en ik heb er best wat van geleerd. Ik denk dat op dat gebied de betekenis van Waterink dan ook het grootst is geweest. In het speciaal pedagogische heb ik wat het algemeen pedagogische betreft, wel eens de neiging om in de trant van ,,hé Spock, ouwe sok" over Waterink te denken. Toch is het natuurlijk belangrijk om Waterink niet alleen van nu uitte bekijken, maar als man van zijn tijd te zien en vooral ook staande in de calvinistische traditie. Het blad „Moeder" was gericht op ,,christen-moeders" van gereformeerd-burgerlijke huize, die gezag en orde, plichtsbesef en opoffering met de paplepel ingegoten hadden gekregen. Waterink, als gereformeerd theoloog en pedagoog, sprak hun taal en was daardoor betrouwbaar en gezaghebbend. Allerlei pedagogische ideeën van Waterink, die op zichzelf waarschijnlijk niet nieuw waren, konden daardoor in die kringen doordringen en veranderingen tot stand brengen. Zo schrijft Waterink in juni 1949,, Welnu, in het nummer van December en in het nummer van Januari heb ik er nadrukkelijk op gewezen, dat ouders het gezag absoluut en strikt handhaven moeten. Maar nu wil ik met evenveel nadruk naar voren brengen de gedachte, dat de ouders hun eigen gezag vernietigen, wanneer zij dit gezag misbruiken in dienst van hun eigen persoonlijke lust of onlust", (pag. 210). Hij illustreert dit idee aan de hand van leuke voorbeelden, waarbij kinderen zich beleefd en korrekt gedragen en ouders zich vergissen en hopeloos vergalopperen in hun gezagsuitoefening. Waterink beëindigd zijn artikelen altijd op pastorale wijze, waarvan zowel terechtwijzing als bemoediging uitgaat. Soms richt hij zich in het algemeen tot de ouders, b.v. ,, Ouders, handhaaf uw ouderplicht ten opzichte van God en ten aanzien van uw kinderen. Dan alleen kunt u ook spreken overeen ouderrecht". (mei 1949, pagina 170). Meestal richt hij zich tot moeders; zoals aan het eind van het artikel over gezag en grenzen van gezag: 0(1981)1 Qanuari)

„Pieker dus niette veel over deze problemen, moeder. Maar geef u biddend, met heel uw hart, als moeder van uw kinderen; dan zullen zij zich ook in liefde aan u geven en, onder uw gezag, zich weten in veilige hoede", (juni 1949, pagina 210). Ongetwijfeld hebben talloze moeders uit Waterinks artikelen kracht geput, kracht om verder te gaan met het eindeloze opofferen in liefde dat moederschap heet en zo mooi is, zeggen ze. Zeker als je Waterink moet geloven: „ Want immers juist in dat moederschap ligt een adeldom zóó uitnemend groot, (...)." „Juist als moeder hebt ge een weelde en een rijkdom van God ontvangen, zóó groot, (...)." (november 1945, pagina 100). Van het werk van een moeder geeft Waterink ook een stralend-kneuterige voorstelling van zaken: „De moeilijke taak van de moeder is juist om deze glundere, schijnbaar wanordelijke, plezierig-juichende, kleeren-laten-slingerende, boekentasch-weggooiende knapen en deze robbedoezerige, over elkaar heen buitelende en jongensachtig met armen en beenen slingerende meisjes op te voeden tot ordelijke menschenkinderen." (februari 1946, pagina 35). Waterink zette de moeder op een voetstuk: „Zie toch uw moederschap als een heilig ambt. Moeder, ge zijt een priesteres der Allerhoogsten alléén al door uw moederschap, "(november 1945, pagina 100). En nog in 1960 verzuchtte Waterink: ,,lk wilde zo graag, dat moeders die klagen over de eentonigheid van het leven eens begrepen welk een enorme rijkdom (...) aan verscheidenheid en afwisseling God aan ouders, en speciaal ook aan moeders, in de kinderen heeft gegeven." (september 1960, pagina 534). Waterink zette de moeder op een voetstuk, maar ze mocht er niet af. „Gij zijt „Moeder". En daarmee is alles gezegd." (november 1945, pagina 100). Tot kijk. Heleen

Amsterdam, 3 december 1980

Tja, als alles daarmee gezegd was, hield je je mond verder wel. Toch zie je wel degelijk protesten: een vrouw die vraagt of ze behalve plichten ook nog rechten heeft, krijgt dan de niet geheel naadloze kous op de kop van Waterink: jazeker heeft zij rechten: namelijk het,,rtefrecrtf opp//c/7ten". Daar moet je dominee voor zijn, om zoiets te verzinnen. Maar je kunt van Waterink niet zeggen dat hij ongevoelig was voor kritiek: in 1949 gaat hij in zijn vragenrubriek hevig te keer tegen vrouwen die „verven" (make-up gebruiken, dus). In zijn laboratorium zou hij tot de konklusie gekomen zijn dat moeders die verven slechte moeders zijn. Hij heeft daar veel reakties op gehad en ik vind hem daar kenmerkend op reageren; ,,lk kan dan ook in zo'n geval tot geen andere konklusie komen dan deze, dat de generatie die deze gedachte verdedigt, volkomen te goeder trouw is, maar intussen leeft vanuit een kijk op deze dingen, die diametraal tegengesteld is aan de mijne. Evenwel moet ik erkennen, dat ik met dergelijke situaties in mijn antwoord geen rekening

25

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's

VU Magazine 1981 - pagina 27

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's