GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1984 - pagina 520

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1984 - pagina 520

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Roelf Haan

Terug naar ontwikkelingshulp Van het optimisme waarmee in de jaren vijftig, en hetenthousiasme waarmee in de jaren zestig werd gesproken van "hulp" aan 6e arme landen, zijn we overgegaan op de voor de ontvangers zoveel eervoller klinkende term "ontwikkelingssamenwerking". Dat was een goede zaak. Als wij werkelijk willen samenwerken in de ontwikkeling, dan zijn wij hier in Nederland niet meer de partij die slechts wat geld en goede woorden afstaat, maar dan zullen wij moeten openstaan voor ontwikkelingseisen, bij voorbeeld inzake de Nederlandse economie, dieonszouden kunnen worden gesteld door onze ,,partners" overzee. Die principiële bereidheid is — als wij menen wat wij zeggen — veel waard, ook ai beseft iedereen dat onze ambtenaren van Ontwikkelingssamenwerking niet het grootste deel van hun tijd kwijt zullen zijn aan het ontvangen van "inspectie-" en "evaluatie"-missiesvan de zijde van "samenwerkingsdeskundigen" uitindia, Kenya of Nicaragua. Aan dit mooie taalgebruik zit echter ook een gevaar. Daar het duidelijk is dat de ontwikkelings-"samenwerking" in de praktijk bijna uitsluitend zal neerkomen op een éénrichtingsverkeer, en dat bovendien de samenwerking als het even kan zal worden uitgelegd als een "voor wat hoort wat" (opbouwen van relaties van wederzijds voordeel tussen het ontwikkelingsland en het "donor"land), krijgt de term spoedig een diplomatiek en opportunistisch karakter. Dit is de wijze waarop het ontwikkelingsprobleem na de tweede wereldoorlog 428

gaandeweg steeds meer is verhuld. In de achttiende eeuw nam men in Europa nog geen blad voor de mond. De ontwikkelingslanden van nu waren toen de "onbeschaafde", "barbaarse" gebieden, waarin (dus) Europa zijn "civilizatieopdracht" had uitte voeren — een opdracht die in de negentiende eeuw, in de "achtergebleven" koloniale gebieden, in alleduidelijkheid wereldwijde vorm aannam. Na het recente onafhankelijk worden van de koloniën in Azië en Afrika konden we natuurlijk niet blijven spreken van "achterlijke" landen; dat zou op internationale conferenties weinig diplomatiek klinken. Zij werden tot "onderontwikkeld" verklaard (nu werd immers de industrialisatie een prioriteit), en spoedig — alweer vanwege de diplomatie — tot "minderontwikkeld". Het ei van Columbus vond degene uit die voor het eerste de term "developing countries", ontwikkelingslanden, gebruikte. Alle landen verenigd achter één — doorde Verenigde Naties gesponsorde — doelstelling: de verhoging van het nationaal produkt. De arme landen natuurlijkomdatzij arm waren (en bezig zich in devaartdervolkeren op te stoten), de rijke omdat zij uiteindelijk de motor moesten vormen voor de door de export aangedreven groei in de Derde Wereld-landen, en omdatzij natuurlijk in staat moesten blijven "hulp"tegeven. Het verhaal sloot als een bus. Ook kerkelijke conferenties ontdekten het ontwikkelingsprobleem, en namen hetgehele ritueel in hun "kerkelijkspreken" nogal kritiekloos van de We-

reldbank over: de Derde Wereld moest gemoderniseerd! Hetspreken over "ontwikkelingsproces" en "ontwikkelingssamenwerking" in termen van het inkomen per hoofd gaat onverminderd voort. Hetgaatom groei, om buitenlandse investeringen in de Derde Wereld, om handelsbevordering, om "werkgelegenheid" zowel hieralsdaar. "Natuurlijk" bereiken we wel nauwelijks de armen, maardat/can "uiteraard" ook niet, en het rtoeff natuurlijk ook niet; het is trouwens niet eens efficiènt. Het gaat om het internationale moderniseringsproces, en de groei die wij losmaken, zal wel "omlaag sijpelen" naar de armste lagen van de bevolking. Ziedaar de gedachtengang die in de jaren vijftig opgeld deed, en die nu, terwijl de armoede in de Derde Wereld enorm is toegenomen, sterkerdanooitterug is in de noordelijke wereld. De rest is ideologisch gepraat, wel sympathiek, maar niet realistisch. Of, in de woorden van een Noordamerikaanse groep wetenschapsmensen enkele jaren geleden: "Die tijd is nu gekomen om op te houden met emotioneel te reageren. De Joods-Christelijke ethiek kan geen lange-termijnoplossingen aandragen". Het gaat om een nieuwe ethiek, de ethiek van de onthechte rede; we moeten leren mensen te laten sterven ter wille van de voortgang van het ontwikkelingsproces en de ontwikkelingssamenwerking. Natuurlijk, in de marge van de "echte" ontwikkelingssamenwerking — het grote werk, de zichtbare prestatie, de "werkgelegenheid", en vooral: de salaris- en

winstgelegenheid — zijn nog wel "speciale programma's" mogelijk, die wat omkijken naar echte arme mensen. Er moeten immers in Nederland nog steeds "emoties" bevredigd worden. Maar daarin schuilt voor de nieuwe realisten geen wezenlijke oplossing. Zouden de kerken, die in Nederland in het begin van dejaren zestig vanuitzending en missiezo'n belangrijke invloed hebben gehad op de totstandkoming van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid, nietopnieuw moeten komen met een nationaal initiatief? We moeten af van de ontwikkelingssamenwerking, en weer terug naarde ontwikkelingshulp. Want bijna overal is ontwikkelingssamenwerking (waarvan de "efficiëntie" wordt geïnspecteerd, geëvalueerd, gerapporteerd en bestudeerd totdat niemand meertijd heeftom bij armen hetoorte luisteren te leggen); maar op slechts weinig plaatsen is hulp. De grote Zweedse ontwikkelingsdeskundige, de econoom Gunnar Myrdal, schreef in 1980: "Ikvind dat Zweden, naast noocfhulp, als enige vorm van hulp steun zou moeten geven aan het voorkomen van nood: dat wat we met eenvoudige middelen kunnen doen om de produktie van voedsel te vergroten en dat beter te conserveren, om hetgebruik van sanitaire voorzieningen te bevorderen, om de drinkwatervoorziening te verbeteren, evenals, voor zover mogelijk, het vergroten van de mogelijkheden voor de kinderen van de armsten om hun gezondheid enigszins te verbeteren, en om een misschien wat rechtvaardiger onderwijs te bevorderen." vu-M agazine 13 (1984) 10 november 1984

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

VU-Magazine | 536 Pagina's

VU Magazine 1984 - pagina 520

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1984

VU-Magazine | 536 Pagina's